Visie kinderopvang b&p 2.0

Printervriendelijke versiePDF version

Sinds 2014 wordt de organisatie van opvang van baby’s en peuters vorm gegeven binnen het kaderdecreet. Het was voor de sector een grote stap vooruit en tegelijk ook een zoektocht hoe om te gaan met de wijzigingen en evolutie die op ons afkwamen.
Heel wat elementen zijn versterkt sinds de invoering van het decreet en de uitvoeringsbesluiten. Meer en meer zetten we in op lokale samenwerking en buurtgericht werken en ook in de toekomst blijven we ingaan op deze tendensen.
Anderzijds zijn er een aantal pijnpunten blijven bestaan en een aantal nieuwe uitdagingen komen op ons af.
Bij wijze van kritische reflectie op het decreet baby’s en peuters en om de kinderopvang verder richting te geven, zetten we de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst op een rijtje. We hanteren geen nummering omdat er voor ons geen hiërarchie tussen deze uitdagingen heerst. Ze zijn met elkaar verbonden en moeten samen beschouwd en aangepakt worden.

We doen dit kort en bondig, zodat het behapbaar blijft. Maar weet dat achter elk standpunt dat we hier zo beknopt mogelijk weergeven, een visienota is uitgewerkt die we ook kunnen aanreiken, indien gewenst.
Onder het motto ‘lezen is zilver, praten is goud’ willen we ook graag uitnodigen tot gesprek om samen in dialoog te gaan over onze visie en standpunten.

Sterkere beeldvorming van kinderopvang met drie functies in de ruime samenleving

Voor het Vlaams Welzijnsverbond is het cruciaal dat de drie functies (pedagogisch, sociaal en economisch) evenwaardig gerealiseerd worden. Kinderopvang wordt nog te vaak gezien als louter opvang zodat ouders zouden kunnen gaan werken. Het is een belangrijke uitdaging voor de toekomst om ook de pedagogische en sociale functie te realiseren en zichtbaar te maken in de ruime samenleving.
Naast de positieve effecten hiervan voor kinderen en hun gezinnen ijveren we ook voor een grotere
appreciatie en waardering van de sector en het beroep kinderbegeleider in de samenleving. Enerzijds kan dit gebeuren door de ware identiteit van de sector met de drie functies meer en beter in beeld te brengen.
Vanuit de huidige perceptie op onze sector die leeft in de maatschappij, ervaren we vooral de nood om de pedagogische functie en kwaliteit extra in de spotlights te zetten. Anderzijds dekt de naam ‘kinderopvang’ al lang niet meer de lading en zoeken we graag samen naar een nieuwe naam die onze sector de nodige eer aandoet.

Samenwerking en positionering van kinderopvang in een ruimer landschap van welzijn, onderwijs en zorg.

De kinderopvang is een sector in evolutie en in volle ontwikkeling. Van een medisch-hygiënisch model evolueerden we naar een sector met niet alleen een economische, maar ook een pedagogische en sociale functie. We kruisen het pad van onderwijs, we hebben raakvlakken met preventieve gezinsondersteuning en jeugdhulp, we werken nauw samen met diverse diensten die ons ondersteunen om het aanbod op maat af te stemmen voor kinderen met specifieke zorgbehoeften. We maken onze werking kenbaar bij meerdere toeleiders, zodat kwetsbare gezinnen op positieve wijze zouden kunnen kennismaken met de kinderopvang. We ondersteunen ouders in hun zoektocht naar de juiste zorg en hulp. We nemen deel aan diverse overlegorganen op lokaal niveau en zijn partner van lokale besturen in de uitvoering van het lokaal sociaal beleid. Samenwerking maakt ons sterk en bewijst hoe sterk we ons positioneren op alle fronten in zorg en welzijn. Het toont aan hoe meervoudig inzetbaar de kinderopvang is en dat we meer zijn dan zomaar opvang. Het Agentschap Opgroeien kan dit bestendigen door dit in te bouwen in oproepen voor vernieuwende projecten en uitbreidingen.

Ook in de denkoefening over kinderopvang die zal lopen binnen het nieuwe plan van minister Beke,“Vroeg en Nabij”, wordt de sector gepositioneerd in het ruimere landschap en wordt kinderopvang benoemd als goed geconnecteerde, brede basisvoorziening die een belangrijke rol opneemt in het geïntegreerde gezinsbeleid.

Toch blijft kinderopvang een aparte sector binnen welzijn. We zijn geen onderwijs, we zijn geen hulpverlening, geen zorginstelling. We zijn wel een belangrijke pedagogisch en sociale schakel in het leven van kinderen en hun gezin en in functie van hun vragen en noden werken we maximaal samen met diverse partners.
Voor het Vlaams Welzijnsverbond moet de nadruk steeds liggen op het gelijkwaardig partnerschap, open en eerlijke communicatie, het respect voor elkaars identiteit en waardering voor ieders betekenis en meerwaarde voor de samenleving.

Randvoorwaarde voor een sterke positionering in het ruime landschap is voldoende man- en vrouwkracht om deze diverse samenwerkingen met bijhorende overlegorganen te kunnen waarmaken.
Daarnaast is er ook nood aan meer stroomlijning tussen de werking van bepaalde lokale organen.
Op lokaal niveau werken alle partners samen in het Lokaal Loket Kinderopvang en vaak ook in het Huis van het Kind. In beide organen is er enorm veel lokaal verschil, terwijl gezinnen toch enkele minimale, gelijke verwachtingen mogen hebben. Er is nood aan meer duidelijkheid over de doelstellingen, de opdrachten en de rol van de organisatoren kinderopvang hierin.

Keuzevrijheid garanderen voor ouders door voldoende, betaalbare en gespreide kinderopvang te realiseren

Ouders moeten altijd keuzevrijheid hebben om te kiezen voor groeps- of gezinsopvang, een kleine of grote organisatie, al dan niet inkomensgerelateerd, enz. Om dit te realiseren is in de eerste plaats voldoende, betaalbare en gespreide kinderopvang nodig. Dit vraagt om een visie rond uitbreiding:

  • De groei van de sector moet zoveel mogelijk binnen een meerjarenplanning gebeuren, waarbij het doel voorop staat om zoveel mogelijk aan de reële noden van gezinnen tegemoet te komen.
  • We streven naar zoveel mogelijk IKT-plaatsen in Vlaanderen en Brussel, waarbij een sociale mix voorop staat. We geloven sterk in de betekenis van het inkomensgerelateerde systeem om de sociale functie te realiseren en de betaalbaarheid van kinderopvang voor zoveel mogelijk gezinnen te garanderen.
  • We ijveren voor geprogrammeerde uitbreiding van alle kinderopvangplaatsen in Vlaanderen en Brussel, zodat de plaatsen werkelijk gerealiseerd worden waar de noden het hoogst zijn. Dit komt ook de duurzaamheid van de organisaties ten goede.
  • Uitbreiding van plaatsen gebeurt zoveel mogelijk op trap2a (groeps- en gezinsopvang). Om een professionele organisatie uit te bouwen is voldoende omkadering nodig. Hier komen we verder nog uitgebreider op terug.
  • Er is meer spreiding van kinderopvang nodig, zodat de inkomensgerelateerde kinderopvang ook gerealiseerd wordt in wijken en buurten waar de armoedecijfers hoger liggen. Lokale besturen spelen een belangrijke rol door samen met de lokale partners werk te maken van groeimogelijkheden in deze buurten (stadsontwikkeling, visie op evolutie in deze wijken, ruimtelijke ordening, positief advies, enz.). Maar lokale besturen zijn niet de enige belangrijke speler, wij vinden dat ook de Vlaamse overheid in de programmatieoefeningen prioriteit moet geven aan de groei van IKT-plaatsen daar waar de noden het hoogst liggen en het aanbod ontoereikend is.
    Aangezien de infrastructuur in vele wijken en buurten onvoldoende geschikt is om kinderopvang in te planten, moeten we samen op zoek naar manieren om kwaliteitsvolle kinderopvang te realiseren. Wij denken hierbij aan kleine locaties met beperkte capaciteit die vanuit stabiele, ervaren organisaties worden opgestart. Deze kleine locaties zijn buurtgericht, laagdrempelig, toegankelijk, bieden continuïteit en hebben bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen.
  • De Lokale Loketten Kinderopvang hebben een belangrijke ondersteunende rol naar gezinnen toe. Ze betekenen vooral veel voor gezinnen die op zoek zijn naar inclusieve, flexibele of dringende opvang. Ze wijzen ouders de weg naar de gewenste opvang. Maar ze maken geen definitieve keuzes over welk kind door welke locatie zal opgevangen worden.
  • We zijn ervan overtuigd dat ouders de meeste keuzemogelijkheid kunnen hebben als de organisaties rechtstreeks gefinancierd worden vanuit de Vlaamse overheid en op die manier een betaalbaar, toegankelijk en kwaliteitsvol aanbod bieden. Het Vlaams Welzijnsverbond gelooft niet in een systeem waarbij gezinnen middelen ontvangen om vervolgens kinderopvang in te kopen. Dit systeem brengt administratieve drempels met zich mee, zorgt -onbedoeld- voor uitsluiting van de meest kwetsbare gezinnen en kan de afbouw van kwaliteit tot gevolg hebben omdat concurrentiële druk kan dwingen tot kostenverlagend werken.

Toegankelijke kinderopvang realiseren voor diverse gezinnen en hun kinderen

Toegankelijke kinderopvang is één van de belangrijkste elementen voor de realisatie van de sociale functie, waar wij als Vlaams Welzijnsverbond erg veel belang aan hechten. Het zou ons te ver voeren om dit onderwerp uitvoerig te bespreken. We werken mee aan het actieplan toegankelijkheid, in de schoot van de projectgroep toegankelijkheid en diversiteit van Opgroeien ism VBJK. We herhalen hier dus niet alle acties, maar vatten enkele krachtlijnen samen:

  • Voorrangsregels kunnen vereenvoudigd worden, maar blijven cruciaal voor het bereiken van kwetsbare gezinnen.
  • Het is belangrijk om een bepaald aantal kwetsbare gezinnen in de kinderopvang te bereiken. We vinden dat het verwachte percentage kan variëren naar gelang de lokale demografie verschilt en evolueert.
    Maar er moet telkens een minimaal bereik verankerd blijven in regelgeving.
  • Het aantal kwetsbare gezinnen in de kinderopvang kan je tastbaar maken. Toch moet de nadruk volgens ons steeds liggen op de kwaliteit van de kinderopvang. Hiermee bedoelen we dat de manier waarop wordt omgegaan met gezinnen en in het bijzonder de kwetsbare gezinnen in de kinderopvang de meeste nadruk verdient. Organisaties moeten hun inspanningen hiertoe kunnen aantonen. We hebben het over toegankelijkheid voor en achter de deur. Beiden zijn belangrijk, maar we willen als sector meer inzetten op de toegankelijk achter de deur, zodat we geen draaideureffect creëren.
  • DOP-plaatsen zijn een sterk concept om gezinnen een kans te geven op kinderopvang, er is nood aan meer DOP-plaatsen in Vlaanderen en Brussel, een grote spreiding is aangewezen om de sociale mix te garanderen.
  • De prijs blijft een belangrijk aspect van toegankelijkheid. We vinden het belangrijk dat het IKT-systeem verder wordt uitgebouwd en dat de diverse inkomenstarieven meer kunnen diversifiëren: Een lager minimumtarief, een hoger maximumtarief en meer schijven voor de middengroep.
  • Een belangrijk element om toegankelijkheid te realiseren is de manier waarop organistoren kunnen inspelen op variërende opvangvragen, flexibele of dringende opvangvragen, korte periodes van opvangnood (zowel halve dagen als vb. gedurende 3 maanden), beperkte opvangvragen (slechts één dag per week), ... Het huidige subsidiesysteem koppelt middelen aan effectieve prestaties, waardoor organisatoren minder of niet in de mogelijkheid zijn om op deze diverse opvangvragen van gezinnen in te spelen. Om hun leefbaarheid te garanderen, worden er grenzen gesteld. Willen we de toegankelijkheid maximaliseren, dan moeten we deze sterke koppeling tussen effectieve prestaties en subsidiëring herzien. Ook is het noodzakelijk dat organisatoren, onder enkele specifieke voorwaarden, de vergunde capaciteit kunnen overschrijden om flexibel te kunnen ingaan op opvangvragen van gezinnen die vaak op dezelfde momenten vallen (werkjaar versus vakantie, specifieke dagen in de week, voormiddagen versus namiddagen).

Pedagogische kwaliteit versterken en medewerkers ondersteunen

  • MeMoQ heeft het pedagogisch beleid en het pedagogisch handelen in de kinderopvang een boost gegeven. We gaan bewuster om met de pedagogische kaders die ons toegereikt worden en leren uit de pedagogische reflecties waartoe we ons uitgedaagd voelen. We vinden dat de sector hier verder op moet inzetten. Om het pedagogisch handelen te analyseren en samen te reflecteren over de pedagogische kwaliteit in de organisatie is er nood aan kindvrije uren. Daarnaast lijkt het ons boeiend dat de Vlaamse overheid werk maakt van het vervolgonderzoek op de nulmeting zodat we inzicht kunnen krijgen in de ontwikkelingen die de sector heeft doorgemaakt en waar we als sector verder op kunnen inzetten.
  • De ratio van 1 begeleider per 8 kinderen en 1 per 9 kinderen vanaf 2 begeleiders aanwezig in de voorziening is volgens het Vlaams Welzijnsverbond onvoldoende. Om met elke baby en peuter in de kinderopvang sensitief responsief om te gaan, aandacht te kunnen geven aan hun individuele noden en ritme, de ontwikkeling te ondersteunen en begeleiden en ook ouders te betrekken als eerste opvoedingsverantwoordelijke, zijn meer en voldoende gekwalificeerde kinderbegeleiders nodig.
  • Warme transitie en doorgaande lijn zijn concepten die we de afgelopen jaren hebben leren kennen. In functie van de pedagogische kwaliteit vinden we het noodzakelijk dat we zowel in kinderopvang als in onderwijs tijd en ruimte nemen om visie en inzichten op het vlak van educare af te stemmen en vervolgens in de praktijk deze verbinding tussen de diverse pedagogische contexten voor kinderen en hun gezin kunnen waarmaken.

Flexibiliteit realiseren in de uitdagende economische context

Kinderopvang moet beter kunnen aansluiten op de diverse opvangnoden van (kwetsbare) gezinnen, meer flexibiliteit van kinderopvang dringt zich op. In het huidige systeem is de flexibele opvang versnipperd, en vaak onvoldoende of niet gesubsidieerd. Wie geen ROM-plaatsen kon bemachtigen, krijgt hiervoor geen middelen.
Om voldoende continuïteit voor ouders te kunnen garanderen, stellen wij voor om een kostendekkende subsidie voor ROM toe te kennen aan organisatoren die significant meer opvang op atypische openingsmomenten aanbieden. Deze organisatoren staan dan in voor een aanbod ROM in hun regio. Het lokaal loket kinderopvang is een belangrijke partner om het flexibele aanbod voldoende bekend te maken bij (kwetsbare) ouders.
Maar flexibiliteit gaat verder dan ROM. Zoals hierboven geschetst gaat het ook over de manier waarop organisaties kunnen inspelen op variabele opvangplannen en over meer openingsdagen. Hoe meer je flexibel openstaat als organisatie, hoe meer administratief werk je hebt. Je neemt ook risico op lagere bezetting en bijgevolg minder financiële middelen. We herhalen hier dus onze vraag naar financiële voorwaarden om de kinderopvang te flexibiliseren.

Inclusieve kinderopvang uitbouwen en een meer inclusieve samenleving realiseren.

Om een inclusieve samenleving waar te maken, moeten zoveel mogelijk voorzieningen de mogelijkheid krijgen en grijpen om kinderen met specifieke zorgen op te vangen. Ouders en toeleiders moeten van deze opvangmogelijkheden in de reguliere opvang op de hoogte zijn. Het Vlaams Welzijnsverbond meent dat er niet langer nood is aan uitbreiding van structurele plaatsen voor de realisatie van inclusieve kinderopvang.
We stellen voor om meer systematisch individuele dossiers in te zetten om een ruimere spreiding van inclusieve kinderopvang waar te maken. De subsidie voor de opvang van kinderen met specifieke zorgbehoeften moet voldoende hoog zijn, zodat de werking zich voldoende kan aanpassen aan de noden van de kinderen.
Ondersteuning van de organisatoren bij deze inclusieve werking is noodzakelijk. We ijveren voor voldoende inclusiecoaches in alle zorgregio’s om dit waar te maken.
Daarnaast benoemen we ook graag de krachten die uitgaan van samenwerkingen met gespecialiseerde diensten uit andere sectoren, zoals het VAPH. Via outreach bijvoorbeeld worden zeer mooie resultaten geboekt. Om sterk te kunnen samenwerken, is voldoende omkadering noodzakelijk (zie verder).

Professionalisering van de organisatoren kinderopvang

We merken de afgelopen jaren een sterke nadruk op de nood aan professionalisering van de organisatoren kinderopvang. Het beleidsvoerend vermogen vormt hier de rode draad. We vinden dit een sterke pijler om professionaliteit te duiden. Werk maken van de versterking van de ruime sector op dat vlak vinden wij een pluspunt. Het is echter noodzakelijk om de linken te blijven leggen met de kwaliteitszorg, dat in een deel van de sector al sterk is uitgebouwd. Overlap moet vermeden worden, kruisbestuiving aangemoedigd.
Dit brengt ons bij de vraag of de regelgeving dit beleidsvoerend vermogen moet aanwakkeren. Evolueren naar doelregelgeving moet blijk geven van vertrouwen in de professionaliteit van de sector. We steunen dit, maar zijn niet blind voor de verschillende snelheden die in de sector bestaan. Bepaalde competenties zijn noodzakelijk, een competent systeem ook. Enerzijds stellen we dat organisaties ondersteuning nodig hebben om de professionaliteit te verhogen, wat best gerealiseerd wordt door trajectbegeleiding.
Anderzijds benadrukken wij dat professionalisering van de sector gepaard gaat met uitbouw van de omkadering in een organisatie. In het huidig regelgevend kader gaat men uit van een team dat zich kan beperken tot een verantwoordelijke en een team kinderbegeleiders. Maar de veelheid aan taken, de verwachtingen van de overheid, van de gezinnen en van de samenleving en de regelgevende eisen vragen naar meer omkadering. Financiële leefbaarheid van de organisatoren is hier essentieel, gekenmerkt door voldoende middelen die tijdig beschikbaar zijn om een degelijk bestuur mogelijk te maken. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor organisatoren om zowel kwalitatief als kwantitatief te kunnen blijven groeien.
Wij menen dat de uitbouw van een professionele sector met een stabiel en duurzaam karakter zich moet kenmerken door organisaties waarin diverse functies onderscheiden worden en ingevuld worden door competente profielen met diverse opleidingsniveaus. Er is een onderscheid tussen het pedagogisch werken met kinderen en hun gezinnen, logistieke ondersteuning bieden, administratieve taken opnemen, pedagogische ondersteuning en begeleiding bieden, leiding geven en beleid vorm geven, netwerken en deelnemen aan lokale overlegorganen, samenwerken met diverse partners, vernieuwende projecten aandurven, enz.
In een sterke, kwaliteitsvolle en professionele organisatie is omkadering van het team kinderbegeleiders cruciaal. We begrijpen dat schaalgrootte hier een belangrijke factor is. Niet elke organisatie kan zo divers worden uitgebouwd, maar vanaf een bepaalde schaalgrootte moeten we dergelijke professionele functie onderscheiding kunnen waarmaken.
We doelen hier duidelijk op schaalgrootte op bestuursniveau en niet op locatieniveau. Een grote, sterke organisatie kan vb. bestaan uit zeer veel kleine locaties. Toch blijven we in dit geval waakzaam. Als de te ondersteunen of te omkaderen groep kinderen en medewerkers te groot wordt, is het niet langer haalbaar om dit kwaliteitsvol te doen.
Het is dus een uitdaging om het juiste evenwicht te vinden tussen de schaalgrootte, de nodige middelen om de basiswerking te realiseren en voldoende omkadering te bieden om de vele opdrachten en verwachtingen in de kinderopvang waar te maken.

De regierol van lokale besturen als versterking van de kinderopvang en daarbij de neutraliteit bewaren.

De lokale besturen krijgen steeds meer verantwoordelijkheden toegewezen, zowel op vlak van adviesformulering als coördinerend orgaan op lokaal niveau. We vatten hierbij onze standpunten samen:

  • De dubbelrol actor en regisseur blijft in vele gemeenten een heikel punt. Er is nood aan een taakomschrijving en een inzicht in de minimale competenties om als kinderregisseur neutraal te kunnen werken.
  • Er is nood aan een bemiddelend orgaan om tussen te komen wanneer de lokale samenwerking niet constructief verloopt en de rollen van actor en regisseur onvoldoende gescheiden worden. We denken hierbij aan Opgroeien om deze bemiddelende rol op te nemen.
  • Er is een zeer grote diversiteit tussen de lokale besturen en hoe zij deze regierol kunnen opnemen. Wij zien als Vlaams Welzijnsverbond geen verder draagvlak om deze regierol te blijven uitbouwen. Op dit moment zijn de lokale besturen aan hun limieten beland. De Vlaamse overheid kan niet blijven opdrachten doorsluizen naar het lokaal niveau.

Voldoende en kwaliteitsvolle instroom van medewerkers in de sector

Samen met de andere koepels in de kinderopvang werken we sinds 2019 aan een traject met diverse doelstellingen, aanbevelingen en suggesties. Het valt niet te ontkennen dat er heel wat werk aan de winkel is om de kloof te dichten tussen de verwachtingen in de sector en de competenties van de leerlingen of studenten die in de sector instromen. Enkele krachtlijnen voor ons zijn:

  • Zij-instroom is zeker een piste die we moeten volgen. Maar vandaag merken we een sterke focus op de instroom van laaggeschoolde werkzoekenden in opleidingen die steeds korter worden. De kloof tussen opleiding en werkveld wordt niet gedicht, integendeel. We ijveren voor voldoende focus op het optrekken van het niveau in de opleidingen voor de regulieren instroom. Wij vragen een structurele opwaardering van de opleidingen tot kinderbegeleider, die tot onze spijt nog steeds ‘kinderzorg’ heet.
  • Er wordt recent sterk ingezet op pedagogisch coaches in de sector, wat zeer positief is. Maar op lange termijn is hier nog veel versterking nodig.

Duurzame tewerkstelling

Het Vlaams Welzijnsverbond streeft naar sterke loon- en arbeidsvoorwaarden voor werknemers in de kinderopvang. Elke medewerker in de kinderopvang moet een aanvaardbaar, marktconform inkomen en een volwaardige sociaalrechtelijke situatie kunnen uitbouwen. We baseren ons hierbij op de loon- en arbeidsvoorwaarden uit het PC 331.

Stijgende subsidiëring in het kader van gelijkschakeling binnen en eventueel tussen de verschillende subsidietrappen moet steeds gepaard gaan met verplichte loon- en arbeidsvoorwaarden.
Wij hebben steeds betreurd dat de Vlaamse overheid het streven naar meer werknemers in de kinderopvang vanaf een capaciteit van 19 plaatsen heeft losgelaten. Wij blijven ijveren voor deze oorspronkelijke doelstellingen van het decreet, waardoor meer werknemers ook een meer zekere, stabiele en duurzame loopbaan kunnen uitbouwen in de kinderopvang.

Dit leunt sterk aan bij onze eerste uitdaging, waarbij we de maatschappelijke beeldvorming van de sector willen bijsturen. Een krachtige loopbaan met een respectabel inkomen een arbeidsvoorwaarden is nodig om de aantrekkelijkheid van de sector en de maatschappelijke appreciatie waar te maken.