Verslaggeving


Het Protocol Jongerenrechten in de jeugdbijstand vermeldt dat elke jongere het recht heeft op begrijpbare informatie. Informatie over alle facetten en doorheen alle fasen van de hulpverlening. Verslagen bevatten info over o.m. de jongere, zijn begeleiding, enz. Volgens de privacy wet van 8 december 1992 heeft de jongere of zijn vertegenwoordiger recht op toegang tot zijn dossier en de rapportage.
Niet weten wat er in die verslagen staat, wekt nieuwsgierigheid op, maar tevens het gevoel van geen greep te hebben op de eigen situatie. Anderen, volwassenen schrijven, spreken, beslissen over hen zonder hen zelf daarin een rol toe te kennen. Inzage in de verslaggeving is een manier om jongeren meer vat te laten krijgen op hun situatie. Verslaggeving zou daarom niet alleen negatieve elementen moeten bevatten, maar ook positieve, hoe klein ook.
De jongeren geven in eerste instantie geen opsomming van de verschillende verslagen. Het logboek is echter een verslag dat heel vaak en spontaan aangehaald wordt.
– Niks, neen.
– Iedereen weet dat er verslagen gemaakt worden.
– Neen. Wel de logboekverslagen.
– Ja. Maar we mogen ze niet lezen.
Verslagen worden in functie van het dossier, het CBJ of de jeugdrechtbank geschreven.
– Het wordt in je dossier gestoken. Als je vraagt om het nog een keer te mogen lezen, dan mag dat. Ik heb een keer gevraagd ‘Mag ik eens weten wat daarin staat’ en ze zeiden ‘Lees dat maar een keer’.
– Om te lezen, anders zouden ze ze niet schrijven.
– Ja, dat gaat van mij naar de jeugdrechtbank, en zo. Ik bedoel dat gaat naar allemaal mensen die ik nog nooit of misschien maar 1 keer in mijn leven gezien heb en die beginnen dat zo een beetje te lezen wat ik allemaal doe. Ik vind dat verschrikkelijk.
– Neen, ik denk dat dat gewoon opgeslagen wordt op de computer. Dat wordt eerst op papier gezet en dan op de computer. Dat sturen ze op naar de rechtbank of een Comité of dat waar je onder staat.
– Ik denk wel dat de belangrijkste zaken doorgegeven worden aan de consulent. Niet alles, echt enkel de belangrijkste zaken. Bvb. wanneer je in de put zit om het ene of het andere dat vroeger gebeurd is.
Sommige jongeren weten helemaal niets over de inhoud van hun verslagen, anderen enkel datgene wat de begeleiders verteld hebben. Toch zijn er ook enkele jongeren die wel weten wat er in staat, of toch ongeveer.
– Jullie weten duidelijk wat er in je verslagen staat, ik niet.
• Dat is omdat je jonger bent. Als je jonger bent dan moeten ze dat verslag anders uitleggen. Als je 13 bent ga je daar anders mee om. Je zult dat op een andere manier krijgen.
– Je weet dat zo half en half. Allé bvb. de psycholoog die zegt wel ongeveer wat hij opschrijft. Dat is zo het enigste wat je weet. Maar voor de rest, wat er in de verslagen van hier staan en zo. Je weet wel zo half en half wat daar in staat, maar je weet niet wat daar in staat. Ik vind toch dat je dat min of meer zou moeten weten. Ze schrijven het toch en het gaat over u, waarom zou je dat dan niet mogen weten?
– Ik denk dat je dat in het algemeen niet mag zien. Ik heb in observatie gezeten in X (voorziening). En daar heb ik mijn eindverslag mogen lezen. Dat was ook de enigste keer.
– Wij weten niet wat erin staat. Ze kunnen over ons zeggen wat ze willen. Ik wil er altijd bij zijn.
– Nee, nooit. (unaniem) Als je hier buiten gaat, mag dat wel. Bijvoorbeeld als je alleen wil gaan wonen en erom vraagt, maar zeker niet vroeger.
– Ook dikwijls geestige dingen, positieve dingen.
– Verslagen. Ik heb nog nooit iets gezien. Ik wel.
De jongeren die iets weten over de inhoud van een verslag, zijn dit stiekem te weten gekomen of via het mondeling meedelen van de begeleiders.
– Ik ken iemand die een diskette gevonden had aan de computer en ze heeft dat meegenomen naar huis en dat allemaal gelezen. Ze zei dat dat wel grof was dat B. (begeleider) daar dingen in had gezet dat ze nooit verwacht had.
– Omdat ze dat zeggen. Ze zeggen wat ze erin zetten. (discussie in de groep of het nu wel dan niet gezegd wordt.)
• Tegen mij zeggen ze dat niet.
– Ze zetten die verslagen op de computer en dan kijk ik daar soms op als ze dat niet zien. Je mag er enkel je handtekening eronder zetten en voor de rest zie je niets.
– Toen ik hier vertrok, heb ik wel in mijn verslagen mogen kijken.
• Ik niet.
– Je moet het wel aanvragen hé.
Waarom verslagen niet gelezen mogen worden heeft volgens hen te maken met de wijze waarop de verslagen geschreven worden. Het zou de jongeren opstandig maken en meer ruzie met de begeleiders veroorzaken.
– Ik weet het niet. Ik denk dat het is: wat wij niet weten, kunnen we niet tegen in opstand komen. Als ze dingen zeggen bvb. waar wij niet mee akkoord zijn. Soms worden dingen verkeerd opgeschreven. Het feit dat wij dat moesten lezen, dat wij dan dikwijls in opstand zouden komen. Het zijn maar details, maar het zijn dingen waar jij moet op zou kunnen wijzen dat ze verkeerd zijn, dat ze ongelijk hebben. Maar ik denk dat dat aan een kant voor meer ruzies zou zorgen tussen de meisjes en de begeleidsters. Want als je weet dat de begeleiding zoiets over u schrijft, ben je rapper op je tenen getrapt. Als ze iets goed schrijven, gaat je dat meestal aan jezelf wijten en als er iets slecht opgeschreven wordt, is het meestal de fout van een ander. Ik denk dat het ook daarom is, om de kerk in het midden te houden.
– Je mag niet alles lezen. Dat is logisch dat we dat niet allemaal mogen weten. Anders lag ik allang in psychiatrie. Natuurlijk zou ik dat wel eens willen weten. Als je iets niet verstaat legt ze dat ook wel uit. Ze zeggen zowel de positieve als de negatieve dingen. Soms hoor je iets goeds, dat je de dag zelf al vergeten was.
De inhoud van je verslag kan belangrijk zijn om jezelf te leren kennen, om aan jezelf te werken. De informatie uit verslaggeving kan ook in functie van de verdediging van de jongere noodzakelijk zijn, om te kunnen weerleggen. Maar ook om zich ervan te vergewissen dat er geen leugens in staan.
– Er moet toch iets veranderen, door hier te zitten. Ik denk dat je het meest kunt leren uit het feit dat je het verslag, hetgeen over u gezegd wordt, dat je dat mag inzien. Hoe ga je het anders leren? Je wordt met de neus op de feiten gedrukt van ‘Zie, in die drie maanden, heb je dat, dat en dat verkeerd gedaan.’
– Ze schrijven dat wel op, maar wat heb je eraan, als je het niet te zien krijgt? Dat is toch waar? Als ze na die drie maanden bvb. zeggen ‘Zie, we gaan met u het verslag bespreken’. Je komt bvb. bij de psycholoog en die bespreekt in grote lijnen wat hij weet over uw persoonlijkheid, daar kan je ook al uit leren. Maar als ze het niet zeggen, dan kan je er moeilijk uit leren, want zelfanalyse – ik weet niet, dat is niet voor een gast van minder dan 18 jaar. Dat is voor de meeste mensen.
– Zie, als je bvb. moet voorkomen, je mag in principe jezelf verdedigen, maar als je niet weet tegen wat je je moet verdedigen, dan kan je je niet verdedigen. Als je niet weet wat er negatief gezegd is, dus waarop jij iets op zou willen zeggen, ja, dan kan je moeilijk iets zeggen. Wij weten daar niets van hé.
– Ja, wat ze allemaal over ons vertellen, dat wil ik wel weten. Wat ze achterhouden. Bijvoorbeeld waarom je niet op weekend kan.
– Ja, dat zou eens een goed gedacht zijn. Dat wij de verslagen eens mochten inzien, dat wij op een beeld komen van wat er mis is met ons, wat wij moeten verbeteren en er zélf iets onder schrijven van wat wij niet juist vinden dat er is geschreven geweest en waarmee wij niet akkoord gaan. Dat zou eigenlijk moeten gebeuren.
– Neen. In feite wel dat ze er toch geen leugens in schrijven. Voor de rest, ja.
Heel wat mensen krijgen de verslagen te zien: de jeugdrechter, de consulent, andere voorzieningen (bij overplaatsing),… Zij weten wat er in staat. Hierdoor wordt volgens sommige jongeren reeds vooraf een (negatief) beeld over hen gevormd, dat ze niet kwijtraken. Ze kunnen nooit met een schone lei beginnen. Doordat de jongeren hun verslag niet kunnen inkijken kan er nl. door de begeleiders vrijuit geschreven worden.
– Alles schrijven ze hier in een boekje. En ze geven dat dan aan de jeugdrechter of aan iemand anders. En als je dan vraagt mogen wij dat boek voor ons zelf houden, zeggen ze: ‘Neen neen, we scheuren dat’. En niemand zou dat lezen. We mogen toch weten wat ze daar opschrijven.
– Iedereen van X (voorziening) leest dat dan. Dat gaat dan naar de consulent, van consulent naar de jeugdrechter, van jeugdrechter naar… die zijn secretaresse leest dat dan ook nog een keer.
– Er worden constant verslagen over je geschreven en als je naar een andere home gaat, worden deze verslagen doorgestuurd. Als je dan in dat nieuw home toekomt, krijgt men daar een beeld over jou aan de hand van die verslagen. Ik heb toevallig zo’n verslag in mijn handen gekregen en ik heb zo een paar zinnen van gelezen. Totaal allemaal leugens dat daar in stonden. Ik kan er niets over zeggen want ik mag die verslagen zogezegd niet zien, die worden achter mijn rug gemaakt. Daar wordt met mij niets over gezegd.
– Als je naar een andere instelling gaat, dan worden die verslagen van de vorige instelling doorgestuurd. Ze hebben al direct een beeld van u en toch zeggen ze dat je met een schone lei begint. Maar ze weten al direct wie je bent en als daar iets in staat. Je hebt eigenlijk niet de kans om een nieuwe start te maken. Ze kunnen schrijven wat ze willen, want je komt het toch niet te weten.
– Toen ik bij de jeugdrechter ging, die begon dan te zeveren. Ik wist niet waarover hij het had en hij had dat allemaal uit verslagen.
Het verslag bespreken met de IB is zeer belangrijk. Hoe dit gebeurt en de regelmaat van de gesprekken hangt af van begeleider tot begeleider. Voor sommigen wordt de nadruk te veel op het negatieve gelegd, in plaats van ook de positieve dingen aan te halen.
– Mijn IB zegt altijd alles aan mij wat er in staat. Zonder dat ik die mag inzien. Wij hebben het recht om te weten wat er in staat. Maar je weet natuurlijk nog niet alles wat er in staat.
– Neen. Ja, in de andere home werd dat wel besproken, maar hier nooit.
– Een momentboekje. De eerste weken kijken ze erachter, maar na een week kijken ze daar dan niet meer achter. Dat hangt daar dan. Er ligt dan stof op.
– Juist als je zelf vraagt, mag ik eens met jullie babbelen of zo over hoe het met mij gaat.
– Neen, nooit. (unaniem).
– Maar je hebt er niet veel aan in te brengen. Als ze hier zeggen dat ik naar school moet gaan, dan zal ik moeten en heb ik niets in te brengen. Zelfs als ik geen enkel perspectief heb om nog naar school te gaan en enkel perspectief om deeltijds te gaan werken. Maar als ze neen zeggen, is het neen, ook als mijn consulent neen zegt. Ze doen wat zij denken dat ik moet doen.
– Als ze een gesprek komen doen, dat hangt ervan af wie je hebt. Ik heb nog nooit een gesprek gehad. Nu is er voor de eerste keer een gepland. Ik ben hier al een maand. (...) Ja van jou niet, maar jij hebt X als IB.
• Een andere begeleider hé. Ja, dat hangt er vanaf wie je hebt. En hoeveel goesting ze hebben.
– Als je goed bent, wordt dat minder rap gezegd. Maar soms krijg je wel een complimentje (heel de week zelf opstaan). Maar als je het slecht doet dan zijn ze er eerst om dat te zeggen.
– Met onze consulente is dat juist hetzelfde. Als mijn consulente op bezoek komt, mag ik hier blijven met mijn gezinsbegeleider en IB. En soms is daar de schoolbegeleidster bij. Dat gaat gewoon over uw ouders en zo. Ja, of je echt iets verkeerd gedaan hebt. Als we nu iets gaan stelen in de GB, dan gaat dat wel naar onze consulent. Dan krijgen we het wel te horen. Maar als er nu iets positief is, dat komt er meestal niet zo gauw uit. Maar als mijn consulent hier is, babbel ik niet zo veel.
Sommige jongeren kunnen in hun verslag aangeven waar ze niet mee akkoord gaan. Maar soms blijft de beslissing over welke gegevens uiteindelijk al dan niet in het definitieveverslag staan, bij de voorziening. Het is echter niet altijd duidelijk voor de jongere of hun inbreng nu wel of niet terug te vinden is in het verslag.
– Ik heb dat gezegd; ik heb gezegd ‘Ik wil graag – als ik vrij kom – naar die school gaan. En ik wil op die school blijven’, maar ik weet niet of die dat nu geschreven hebben of niet. Maar ze zeggen: ‘Je mag dat niet zien.’
– Neen, ze hebben dat verslag opgesteld en ze hebben gezegd van ‘Kijk, dit is het verslag’. Toen dat de einddatum er was, kwam de consulente een paar dagen ervoor langs. Ik mocht er niet bij zijn bij de vergadering en daarna zeiden ze: ‘Kijk, hier is het verslag’. Ik heb dat dan mogen inlezen en (ze zeiden) ‘Heb je er commentaar op?’
– ‘t Is je eigen mening dat je zegt en dat wordt zo op papier gezet.
– Ik heb mijn verslag gelezen en dan stond er iets in waarvan ik zei: ‘Dat is niet waar, mijn IB heeft dat er dan bijgeschreven’. Wat ik heb gezegd staat er ook op. ‘k Heb het erna niet meer gelezen maar ze heeft me wel gezegd dat ik gelijk had!
De jongeren hebben vaak het gevoel dat hen niet altijd alle informatie tijdig wordt meegedeeld, terwijl dit wel van hen verwacht wordt. Het kan gaan over de duur van de plaatsing, telefoons van familieleden, wat er op team besproken werd, enz.…
– Hier zeggen ze je heel veel, bvb. als iemand is weggelopen. De begeleidster zeggen u er alles over. Maar in X mocht je niets weten omdat het je niet aanging. Maar hier zeggen ze: die is weggelopen, ze zal wel bij die persoon zitten zeker.
– Eerst zeiden ze dat ik hier 2 maanden moest blijven. Tegen mij 2 weken, ik zit hier 7 maanden. Dan was ik vrij eind augustus. Dan was het 14 september. Toen is er wel iets gebeurd dat ik langer moest blijven. En onlangs zeiden ze dat de thuisbegeleiding nog langer ging duren. Dus ze houden je hier ik weet niet hoe lang. Ze zeggen wel dat ze je naar huis willen sturen, maar na maanden zit je hier nog.
– Ik vind als ze zeggen ‘Je mag naar huis’, dat ze je dan naar huis moeten laten gaan. Anders moeten ze het niet zeggen dat je naar huis mag. Die weten dat zeker. En dan vragen ze nog waarom je uit je raam klimt. ‘t Is gewoon van miserie. Je wilt toch nog iets tof doen met uw leven, dan gans uw leven in X. (voorziening) zitten.
– Praten is de boodschap. Ja, ze zeggen steeds tegen ons als er iets slecht gaat, je moet praten, praten, zeggen wat er scheelt. Ik vind dat is ook een gebeurtenis, als iemand van uw familie belt. Ik vind dat we dat moeten weten. We hebben daar recht op. Misschien kunnen ze dat vergeten, door zoveel aan hun hoofd te hebben. Maar ja, ze zijn nu eenmaal begeleiders en ze moeten dat dus niet vergeten. Desnoods met van die gele plakkertjes op de deur.
– Ik ging normaal naar kamertraining. Maar het gaat niet zo goed met mij. En toen was er teambespreking op maandag in plaats van op dinsdag, maar ik weet maar pas zoveel dagen later. Allé neen dat is stopgezet. En dan zegt mijn individuele begeleider. Ik heb dat nog niet kunnen zeggen, want ik heb u ondertussen niet meer kunnen zien’. Maar waarom kan die dat dan niet via iemand anders doorzeggen. Als wij een afspraak hebben, moeten wij dat ook direct zeggen, anders mogen wij ook niet gaan.
Een aantal specifiek vernoemde verslagenLogboek
Het logboek komt heel vaak ter sprake. Het boekje heeft tenslotte ook veel te maken met de dagelijkse bezigheden.
Er wordt heel veel in geschreven, volgens sommige jongeren zelfs te veel details, of roddels.
– Er is hier zo’n dagboek. Wij hebben allemaal een vakje in dat dagboek en ze schrijven bij iedereen op wat er gebeurd is die dag.
– Dat is hetzelfde als een verslag. Ze schrijven daar ook alles in wat gebeurt op een dag.
– En hier is ook een soort roddelboek. Dat is het logboek, maar wij noemen dat het roddelboek, omdat daar echt in geroddeld wordt over ons, wat wij die dag hebben gedaan of zo.
Sommige zaken horen er volgens de jongerenniet thuis, zoals dingen die in vertrouwen verteld zijn, ruzie met je vriend, onbelangrijke dingen,…
Het logboek wordt gebruikt om informatie door te geven tussen begeleiders. Hierdoor worden de jongeren soms door verschillende begeleiders aangesproken rond hetzelfde probleem, worden ze gestraft voor hetzelfde feit.
– Ze zeggen dat ze opschrijven wat je gedaan hebt. Het kleinste dingetje, het doodsimpelste, het meest onnozele, dat alles schrijven ze op tot op het laatste.
– Om diegene die de dag erna of het uur erna nog moet komen werken, dat die kan lezen wat er met ons is gebeurd.
– Ook al vertel je dat in vertrouwen aan de begeleidster, toch schrijven ze dat dan in dat boek en gans de begeleiding weet dat dan. Als ik iets in vertrouwen heb gezegd tegen mijn begeleidster, vind ik dat ze dat niet in daar moet schrijven, zodat iedereen dat weet. Ze zouden ook eerst moeten vragen ‘Vindt ge dat ik dat er mag inschrijven of heb je liever dat ik dat er niet inschrijf?’.
– Echt privé-zaken, bijvoorbeeld dat je ruzie hebt met je vriend. Dat moet niet iedereen weten. Belangrijke dingen zoals zwanger zijn, dat moet iedereen weten.
– Omdat daarna een andere begeleidster bij u komt en vraagt: ‘Gaat het al?’ ‘Zijt ge er al over?’ En dan vraag je je af: ‘’’k Heb toch niets gezegd tegen haar?’. Dat is enorm vervelend. Dus alles wat je zegt, weet iedereen.
– Zo is het soms zo, in een weekend dan hebben wij iets verkeerd gedaan. En dan schrijft de ene opvoeder dat in het boek en dan daarna komt er een andere opvoeder. En dan vraag je iets ‘Mogen we dat?’ en dan zegt die neen, want je hebt dat verkeerd gedaan dit weekend. Maar dan zijn wij al zo veel keer gestraft geweest voor één feit.
De jongeren weten niet echt wat er in staat, hoewel ze dit graag zouden willen weten. Vooral omdat het tenslotte over hen zelf gaat, maar ook omdat er geschreven kan worden volgens willekeur van de begeleiders.
– Wat staat er daar in? Ben je ervan verschoten?
• Er staat gewoon in wat er gebeurd is terwijl de opvoeder op dienst was. Zodat de opvoeders dat allemaal weten. Of ze schrijven als er iets gebeurd is en dan spreekt de andere van dienst volgende opvoeder je erover aan.
– Ze schrijven te veel onnodige zaken.
– We weten niet wat die opschrijven, maar ondertussen is dit boek al zo dik, alleen nog maar over ons vier. Maar dat heeft geen zin om zo’n dingen te schrijven.… . Ze schrijven allemaal onbelangrijke dingen, wanneer we naar de wc gaan, sigaret roken op welk uur.’
– Ik zou dat graag eens lezen.
– Ik heb één keer een stukje. En het was nogal een beetje grof…
– En daar lees ik zo eens heel af en toe in, als ze het niet zien en ik zit in die kamer. Ik vind het erg dat wij dat niet mogen lezen. Soms is dat heel positief, maar soms is dat ook zeer negatief. Of te overdreven. Want als wij iets uitsteken, dan wordt dat -echt waar– tien keer erger gemaakt dan het was. Soms hé, soms hebben die misschien gelijk.
– Ik vind dat wij het recht hebben om dat te lezen. Wij weten dat wij iets mispeuteren, maar ik vind dat wij mogen weten op welke manier ze dat opschrijven.
– Dat we weten wat ze over ons zeggen. Mijn gezinsbegeleider en mijn individuele begeleider – en ik heb dat al veel tegen jullie gezegd: ‘Als je mijn moeder belt, zegt dat dan tegen mij. Als je iets zegt tegen een ander, zegt dat dan tegen mij. Als je iets schrijft over mij, iets waarmee ik te maken heb, zegt dat tegen mij.’
– We kunnen kwaad worden en naar de persoon toestappen die iets geschreven heeft. En zeggen: ‘Kijk je hebt dit in het boek geschreven’ en vragen waarom hij dat geschreven heeft.
– Maar dat logboek zou ik doodgraag lezen. Want van de opvoeders mag dat niet, maar je moet weten dat dat van de directeur hier wél mag. (…) Ook wat ze aan ons uitgeven. Maar van de begeleiders zou dat niet mogen. Omdat wij daar geen zaken mee hebben, zeggen ze altijd. Maar ten eerste: wij wonen hier en zij wonen hier niet. Het gaat tenslotte over ons, over wat wij doen en misdoen. Als iedereen toestemt, dat wij het recht hebben om in dat logboek te lezen. Uiteindelijk komen wij het allemaal te weten. We zitten hier niet met honderd.
– Want nu geraak ik er amper aan uit, van de een staat er maar één lijn in en van de ander een half blad.
– We weten dat wel, maar we weten niet hoe het letterlijk in dat boekje wordt opgeschreven. Ze kunnen schrijven: ’Die lullige trut heeft dat weeral gedaan’. Dan hebben wij geen reden om kwaad te zijn, want zij kunnen schrijven wat ze willen. En die andere begeleiders kunnen ons dan maar uitlachen. Maar ik vind tenslotte dat het ons recht is –wat er ook in dat boekje mag staan – ik vind dat het ons recht is om te weten hoe dat dat daarin geformuleerd wordt. Tenslotte, wij leven hier allemaal tezamen en wij weten wat er met elkaar gebeurt en ik vind als iedereen toestemt, dat we dat wel zouden mogen weten.
Het logboek moet vooral belangrijke dingen bevatten: dingen die mislopen, de onderlinge relaties van de groep en zeker ook positieve dingen.
– Ik denk de gevaarlijke feiten, de misstappen die we doen. De regels die we niet volgen. Of als we boos zijn op iemand. De ruzies.
– Wat ik ook wel vind is dat er niet altijd negatieve dingen in moeten staan.
– Maar er staan positieve dingen in. Maar dan in het algemeen, of: ‘Die heeft zich goed gedragen’. En dus niet wat we doen om de minuut of het uur.
Persoonlijk logboek/Individuele Begeleidingskaften (IB)
Sommige jongeren hebben een eigen logboek. Ook dit boekje kan niet iedere jongere inkijken. Anderen mogen er dingen bijschrijven of het zelf bijhouden.
– De IB-kaften mogen we zelf lezen en als er iets niet juist is dan veranderen ze dat.
– Alles wordt over u opgeschreven: je krijgt een telefoon, ook al krijg je hem niet door. Het kleinste dingetje, dat hier gebeurt, schrijven ze hier op. In uw boekje, het kleinste dingetje.
– En wij weten niet wat er in staat. En dan moet je wachten tot woensdag, dan wordt dat besproken. Dan is het vergadering.
– Ik doe om de drie maand een, hoe noem je dat weer, trajectbespreking wat er verbeterd is, wat er verslechterd is. Ah neen, dat is om de maand. Dat is een aantal bladen met wat je wil doen als hobby. Er staat ook in hoe ik me ga gedragen (op school), hoe ik me ga herpakken. Dat schrijf ik er zelf in. Ook afspraken onder ons gedrieën. Dat is wel een boekje dat we zelf mogen bijhouden. Ik heb dat, mijn ouders en zij.
– Ze zeggen nooit iets. Ze (IB) pakt dat boekje mee en legt het aan de kant.
– Ik zeg dat gewoon. (als ze met iets niet akkoord gaat) En dan proberen die te zeggen ‘Waarom ga je daar niet mee akkoord?’. En als je dan zegt waarom, dan proberen ze dat wel aan te passen.
– Dan weet ik wat zij vinden. Of ik veranderd ben, of ik verslechterd ben, of verbeterd.
Evolutieverslagen
Ook hier verschilt het van jongere tot jongere in hoeverre het evolutieverslag gelezen mag worden. Sommigen hebben een eigen inbreng, anderen tekenen voor een verlenging van de plaatsing, terwijl ze eigenlijk het gevoel hebben geen andere keuze te hebben.
– Ik mag dat verslag dat voor het Comité is wel lezen en zeggen als ik met iets niet akkoord ga.
– Ja zes maand kan je hier zitten en dan moet je zo’n blad tekenen voor drie maanden of zes maanden langer. (spreken over de tijd dat ze daar moeten zitten). Dat is gewoon: ofwel moet je tekenen ofwel moet je voort gaan en je plan trekken. Maar moest je weten waarnaar toe, ja…
– Om de zes maanden wordt er een verslag, een evaluatie gemaakt. En dat mag je wel bekijken.
– Wij niet! Het volledige verslag hebben we nooit onder ogen gehad, gewoon omdat we niet mogen. Omdat ze vinden dat dat ons niet aan gaat. Ze hebben gezegd ‘Je moet er maar eens achter vragen en je mag ze dan zien’ en ik heb dat eens gevraagd en dan zeggen ze ‘Ja, wacht, ik ben bezig met dit of bezig met dat’. En ze hebben dat nog nooit getoond. En ik zou dat wel echt willen weten, wat zij schrijven. Achter ons rug zeggen ze veel dingen. Maar ze geven dat gewoon niet toe.
– Het evolutieverslag wordt één keer om de vier maanden gemaakt, met je opvoeder, je IB en uw ouders erbij. Niet altijd! Dan zit je hier en moet je zeggen wat er veranderd is in die vier maanden dat je hier zit en wat je nog wil bereiken.
Dossier
Het is voor een aantal jongeren binnen een gedwongen plaatsing helemaal niet duidelijk of het dossier al dan niet volledig of gedeeltelijk mag ingekeken worden.
– Want als ik mijn dossier ga inzien op de rechtbank of zo, dan mag ik het maatschappelijke deel, van de consulent of zo, dat mag ik dan eigenlijk niet inzien. Qua dossiers en zo, heb je als minderjarige veel minder rechten dan als meerderjarige. Een meerderjarige mag eender wanneer zijn dossier inzien en een minderjarige mag dat niet. Die mag dat alleen via zijn advocaat. Dat is toch nog altijd anders dan dat je je eigen dossier mag inzien. Het maatschappelijk onderzoek met betrekking tot uw ouders gaat ook over u hé. Want die komt ook met u praten. Dat gaat over alles wat met u te maken heeft, buiten de instelling eigenlijk. En dat mag je niet inzien. Op de rechtbank mag je je dossier niet inzien.
• Neen, nog nooit!
– Je mag dat niet gaan inkijken, hoor. De advocaat mag dat, ja.