Code voor de Hulpverlener in Vlaamse voorzieningen voor Bijzondere Jeugdbijstand

Printervriendelijke versiePDF version

Waarom een code voor de hulpverlener?

De redenen voor het hanteren van een code zijn divers (25):
een houvast vinden voor het eigen handelen;
de eigen werkmethodiek beveiligen tegen kritiek van derden;
een duidelijke stellingname en taakstelling van de samenleving ten aanzien van de eigen inbreng te krijgen;
een garantie voor de cliënten die recht hebben een duidelijk zicht te krijgen wat hun in de hulpverlening te wachten staat.

Omwille van de toenemende professionalisering en macht van de hulpverlener, omwille van zijn toenemende (dikwijls individuele) autonomie, omwille van het verder ingrijpen van de overheid op de (complexe) hulpverleningsrelatie, lijkt het ons noodzakelijk om niet langer uit te gaan van een stilzwijgend veronderstelde en moreel gefundeerde code, maar om te streven naar een uitgewerkte gedragscode voor hulpverleners in bijzondere jeugdbijstand. (26)

Met een code leggen we een aantal rechten en verantwoordelijkheden van de hulpverlener vast. Elke hulpverlener heeft, niettegenstaande er binnen de organisatie een eindverantwoordelijke bestaat, handelingsverantwoordelijkheid. We kiezen dan ook voor de term verantwoordelijkheid i.p.v. plicht, “omdat hierdoor een duidelijk appel gedaan wordt op het individu zelf dat zich niet kan verschuilen achter de groep (‘ ik deed enkel mijn opgedragen plicht’ ) en zich niet ontslagen weet van eigen ethische denkarbeid.(27) Dat impliceert dat ondanks een code rekening zal moeten gehouden worden met de gevolgen van het eigen handelen. Er kunnen dan ook uitzonderingen optreden bij het hanteren van de code, indien de naleving ervan meer leed dan welzijn zou veroorzaken. Deze uitzonderingen zouden echter grondig gemotiveerd moeten zijn.

Een code voor wie?

Het voorliggende document is een code voor de individuele hulpverlener in Vlaamse voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand. Hiermee bedoelen we iedereen die deel uitmaakt van een voorziening en die betrokken is bij de hulpverlening. De orthopedagoog, psycholoog, de directeur of coördinator, de begeleider, ..., allen zijn ze verantwoordelijk voor het eigen handelen. Dit geldt zowel voor de professionele als voor de vrijwillige hulpverlener.

Zowel naar opleiding als naar opdracht onderscheiden we verscheidene soorten hulpverleners; o.a. opvoeders, psychologen, pedagogen, maatschappelijk werkers, ... Hoewel de code voor elk van de hulpverleners kan tellen, moet er rekening gehouden worden met de specificiteit van elk beroep. Zo kunnen vb. voor psychotherapeuten bijkomende regels gelden betreffende de therapeutische omgang. Die specificiteit is hier niet uitgewerkt. De voorliggende code bevat dan ook minimumregels voor de hulpverlener in de bijzondere jeugdbijstand.

In de beroepsuitoefening van de hulpverlener, c.q. in de bijzondere jeugdbijstand, kunnen wij verschillende functies onderkennen die telkenmale bepaalde verhoudingen impliceren waarbinnen een aantal verantwoordelijkheden zich ontwikkelen. (28) We onderscheiden volgende functies: (29)

    hulpverleningsfunctie;(30)
    zelfhanteringsfunctie;
    samenwerkingsfunctie;
    beleidsfunctie.

Binnen elk van deze functies is het belangrijk het respect voor de cliënt en zijn rechten in te bedden. Zowel m.b.t. de eigen visie, de houding t.o.v. de cliënt, t.o.v. de medehulpverleners als t.o.v. het beleid gaat de hulpverlener uit van de idee dat de cliënt als volwaardig lid mag participeren aan de hulpverlening, en dat daar de nodige mogelijkheden toe moeten geboden worden.

Hulpverleningsfunctie: centraal in de hulpverlening staat de verantwoordelijkheid t.o.v. degene die gebruik maakt van de professionele hulpverlening. De code biedt de garantie op rechtsbescherming door de hulpverlener. Dat houdt concreet in dat de hulpverlener de rechten van de cliënt respecteert en mogelijkheden schept om deze te effectueren.

De hulpverlener kan zich laten leiden door een aantal beginselen (31)

  • het beginsel van gelijkwaardigheid houdt in dat met iedereen op een evenwaardige manier wordt omgegaan.
  • het beginsel van vrijheid impliceert het bevorderen van het maximum aan vrijheid voor anderen.
  • het beginsel van waarachtigheid impliceert anderen de waarheid te vertellen.
  • het beginsel dat alle levende wezens intrinsiek waardevol zijn.
  • het beginsel van zelfontwikkeling doet appel op het verhogen van de mentale, het fysieke en sociale welbevinden.
  • het beginsel van privacy impliceert eerbied voor de persoon en het goed van anderen.
  • het beginsel van de emancipatie impliceert inspraak en een zo groot mogelijke zelfstandigheid in het beslissen over de aard van zijn engagement in de samenleving.
  • het beginsel van de solidariteit (32) impliceert het actief opkomen voor anderen hun rechten en hun welzijn.

Zelfhanteringsfunctie: de verantwoordelijkheid t.o.v. zichzelf met zijn gedragsimplicaties is te beschouwen als voorwaarde tot positieve relatie-opbouw met de cliënt. Zelfkennis en inzicht in de eigen positie zijn hier essentieel. Hulpverleners bieden niet alleen structuren aan, ze vormen zelf ook structuren voor hulpvragers.(33) Hieruit volgt het belang van de eigen visie op mens en maatschappij, van de visie op zichzelf en van het onderkennen van de eigen dynamiek en deskundigheid.(34)

Samenwerkingsfunctie: hulpverlening is een multidisciplinair groepsgebeuren van professionelen en mogelijks vrijwilligers, waarbij de inbreng van de verschillende hulpverleners complementair is. (35)
Daar de hulpverlener in de bijzondere jeugdbijstand in teamverband werkt, waarbij een gezamenlijke besluitvorming en aanpak essentieel zijn, komen in de hulpverlening een aantal verantwoordelijkheden aan bod met betrekking tot de collega’s.
Hieronder rekenen we ook de - vaak noodzakelijke - samenwerkingsverbanden tussen de voorziening en andere instanties.

Beleidsfunctie: tenslotte kunnen we nog wijzen op de verantwoordelijkheden als lid van een organisatie en anderzijds als lid van de samenleving. “De feitelijke opdracht gaat uit van de hulpvrager(s). De hulpverlening is echter steeds geïntegreerd in een organisatie en een samenleving. Deze laatsten zijn geen opdrachtgevers. Zij zijn ook geen opdrachtuitvoerders, dit zijn de hulpverleners. Zij moeten de optimale structuren creëren voor het begeleidings- en hulpverleningsproces.(36) Dat betekent dat een voorziening structuren moet creëren, waardoor de cliënt zijn rechten kan effectueren.

Hoewel de hulpverlening opgelegd kan zijn door een jeugdrechtbank, en ook de vrijwillige hulpverlening in vele gevallen niet als vrijwillig ervaren wordt, drukken we hiermee de wens uit dat de cliënt als volwaardige participant bij de hulpverlening zou betrokken worden.

Naar de samenleving toe kunnen we stellen dat de ruimte voor de hulpvrager pas kan vergroten als de relatie tussen de hulpvrager en de hulpverlener niet over gereguleerd wordt door de overheid, vb. wat betreft modaliteiten voor invulling dossiers, voor opstelling handelingsplannen, ...

De code voor de hulpverlener

de hulpverlener heeft vanwege de cliënt, de andere hulpverleners, de voorziening en samenleving recht op respect voor zijn rechten en zijn persoon(37)

1.    De verantwoordelijkheid t.o.v. de cliënt
De hulpverlener houdt gedurende het hulpverleningsproces rekening met de groeiende capaciteiten van de jongere.

De hulpverlener toont jegens iedere jongere en zijn gezin gelijke bereidheid tot helpen, zonder onderscheid van ras, huidkleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, welstand, geboorte of elke andere toestand.

De hulpverlener respecteert de levensbeschouwelijke en godsdienstige overtuiging van de jongere en zijn gezin.

De houding van de hulpverlener tegenover de jongere en zijn gezin is gebaseerd op respect voor en erkenning van de rechten van de jongere en zijn gezin.

De hulpverlener benadert de cliënt op een positieve wijze. Dit impliceert dat de hulpverlener zoveel mogelijk een beroep doet op de verantwoordelijkheid en positieve mogelijkheden van de jongere en zijn gezin.

De hulpverlener vraagt, gedurende het hele hulpverleningsproces, de mening van de jongere en zijn gezin i.v.m. zaken die hen aanbelangen en houdt rekening met die mening (wat niet betekent dat hun wensen altijd moeten ingewilligd worden).

De hulpverlener motiveert zijn optreden tegenover de jongere en zijn gezin. Dit impliceert ook dat de hulpverlener zijn mens en maatschappijbeeld, en de waarden die daaruit voortkomen, mag expliciteren naar de cliënt toe.

De hulpverlener helpt de hulpvrager zoeken naar de meest efficiënte, maar minst ingrijpende hulpverlening. Hij probeert steeds, tenzij dit tegen het belang en de rechten van de jongere ingaat, de cohesie van de familie te bewaren.

De hulpverlener is verplicht tot geheimhouding van alles wat hem uit hoofde van zijn functie is bekend geworden, tenzij hij feiten constateert waardoor andere mensen ernstig benadeeld worden die hem tot spreken verplichten. De plicht tot geheimhouding wordt niet door de enkele toestemming van de jongere en/of andere leden van het gezin opgeheven. Deze plicht wordt evenmin opgeheven door het uit functie treden, het stopzetten van de hulpverlening of het overlijden van de cliënt.

De hulpverlener draagt er zorg voor de professionele relatie niet te overschrijden. Dit betekent o.a.:
- dat de hulpverlener geen financiële of materiële voordelen haalt uit de hulpverleningsrelatie (buiten zijn loon).
- dat de hulpverlener geen seksueel of ander misbruik maakt van de cliënt.
De hulpverlener stelt verslaggeving op positieve wijze op. De nadruk wordt gelegd op participatie en mogelijkheden van de cliënt.
De hulpverlener verleent op vraag van de jongere of, indien de jongere daar nog niet competent voor is, zijn wettelijke vertegenwoordiger toegang tot en eventueel inzage in de rapportage en het dossier (bij toegang wordt mondeling of schriftelijk medegedeeld wat in de rapportage/het dossier staat. Inzage betekent dat de betrokken persoon de rapportage/het dossier zelf mag inkijken). Gegevens over derden moeten daarbij beschermd worden.

Rapporten en dossiers worden zodanig opgesteld dat inzage geen problemen levert.

De hulpverlener heeft de verantwoordelijkheid duidelijke en voor de cliënt begrijpbare informatie te bezorgen over alle zaken die hem aanbelangen, en dit gedurende het hele hulpverleningsproces. O.a. over:
de organisatie van de hulpverlening ; wie is wie, welke regels gelden er, ....
de rechten en plichten van de cliënt.
de rechten en plichten van de hulpverlener.
contacten met verwijzers en andere    hulpverleners.
het feit dat er bij de start van de hulpverlening een dossier wordt aangelegd.
...
De hulpverlener verzamelt slechts gegevens over de jongere en zijn gezin voorzover deze relevant zijn voor de hulpverlening en na toestemming van de betrokken pers(o)on(en).
De hulpverlener behandelt eventuele klachten over de hulpverlening van de jongere en/of zijn gezin.

2.    De verantwoordelijkheid t.o.v. zichzelf

Bescherming van het recht op hulpverlening en bijstand van de jongere en zijn gezin is voor de hulpverlener uit hoofde van zijn functie de primaire verplichting.
De hulpverlener vervult zijn functie deskundig.
De hulpverlener kent zijn rechten en plichten.
De hulpverlener kent de rechten en plichten van de jongere en zijn gezin.
De hulpverlener is zich bewust van zijn eigen mens- en maatschappijbeeld.
De hulpverlener stelt regelmatig zijn professioneel handelen in vraag en past dit zo nodig aan aan nieuwe ideeën, theorieën, modellen, ...

3.    De verantwoordelijkheid t.o.v. collega's

De hulpverlener houdt zich aan gemaakte afspraken en voert afgesproken taken uit.

De hulpverlener is tot een dusdanige samenwerking met andere hulpverleners bereid als het belang van de jongere en zijn gezin vereist en het beroepsgeheim toelaat. Indien ter wille van de hulpverlening samengewerkt wordt met anderen, verstrekt de hulpverlener aan dezen gegevens voorzover die van belang zijn voor de hulpverlening en mits toestemming van de cliënt.

De hulpverlener is bereid eigen inzicht en beroepservaring ten dienst te stellen van collega’s en eveneens om eigen opvattingen te toetsen aan die van collega’s.

De hulpverlener is bereid een open dialoog aan te gaan over zijn mens- en maatschappijbeeld en de invloed die dit heeft op zijn handelen.

Tegenover diegenen die uit hoofde van een ander beroep bemoeiing hebben met de jongere en zijn gezin, toont de hulpverlener begrip voor de eigen aard en waarde van dat beroep.

De hulpverlener informeert zich over hulpverlening die reeds in het verleden gebeurd is en bouwt de hulpverlening zoveel mogelijk voort op de positieve aspecten die in de vroegere hulpverlening aanwezig waren.

4.    De verantwoordelijkheid t.o.v. de voorziening

De hulpverlener werkt kritisch mee aan de ontwikkeling van de doelstellingen en het beleid van de voorziening.

De hulpverlener werkt in zijn functie loyaal mee aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de voorziening.

De hulpverlener dient zich, zowel binnen als buiten de arbeidsuren, te onthouden van activiteiten die strijdig zijn met de begeleidingsdoelstellingen.

Ondanks zijn professionele autonomie is de hulpverlener informatieplichtig aan de voorziening over de wijze waarop hij zijn functie vervult.

De hulpverlener meldt mistoestanden die hij opmerkt.

(24) Voor de leesbaarheid van de tekst spreken we over de hulpverlener. We doelen zowel op de mannelijke als op de vrouwelijke hulpverleners.
(25) Franck, J., Deontologie in de opvoedingshulp, Leuven Acco, 1989, p. 21. Zie ook Cauwelier, D., Ethiek van de hulpverlening, Antwerpen, Van Loghum Slaterus, 1982, p. 1-2.
(26) Bosmans, J., o.c., p. 723.
(27)  Franck, J., o.c., p. 21.   
(28) Franck, J., o.c., p. 22. Franck spreekt hier over de beroepsuitoefening van de opvoeder. Ons inziens kan dit uitgebreid worden naar de hulpverlener in de bijzondere jeugdbijstand.
(29) De Boer, S., Orthopedagogische behandeling nog steeds een magisch toverwoord, didactief, 1972, 8, in Franck, J., o.c., p. 22-23.
(30)  Oorspronkelijk is dit de orthopedagogische functie. Omdat we die term te eng vinden, stellen we de hulpverleningsfunctie voor, die een ruimere betekenis heeft.
(31) Beroepsprofiel begeleid(st)er - opvoed(st)er. Opleiding orthopedagogie, p. 12. :
(32) Het beginsel van de solidariteit is door ons toegevoegd omdat we de nood voelen aan een beginsel dat een meer actieve solidaire houding van de hulpverlener impliceert.
(33)  Franck, J., o.c., p. 39.
(34)  Beroepsprofiel ..., o.c., p. 14.
(35)  Beroepenprofiel ..., o.c., p. 15.
(36) Beroepenprofiel ..., o.c., p. 16.
(37)  De rechtspositie van de hulpverlener/ster is hier niet verder uitgewerkt, gezien we instrumenten ontwikkelen om de rechtspositie van de cliënt te verbeteren. Het spreekt echter voor zich dat ook de hulpverlener, naast verantwoordelijkheden, rechten heeft die moeten gerespecteerd worden..