Waardeconflicten in de bijzondere jeugdzorg


Op 22 oktober 1998 organiseerde het C.E.Z. - Centrum voor Ethiek en Zingeving in het welzijnswerk in samenwerking met het V.V.J.G. - Verbond van Voorzieningen voor Jeugd- en Gehandicaptenzorg een studiedag over waardeconflicten in de bijzondere jeugdzorg met als titel: "Wat doen we nu?"
Hieronder vindt u een schets van de rode draad van de studiedag, de centrale casus, enkele notities uit de voordracht van Bert Roebben ("Opvoeden als weerwerk. Morele en levensbeschouwelijke impulsen in het jeugdwelzijnswerk."), enkel notities uit de panelbespreking rond de centrale casus en het verslag van workshop 4 over "De eigen waarden van de ouders".
De rode draad van de studiedag
1. Er zijn bij de (bijzondere) jeugdzorg verschillende partijen betrokken:
- de jongeren en hun ouders/voogd,
- de basiswerkers en het team
- de verantwoordelijken van de opvangvoorzieningen en de verwijzende instanties
- …
2. Elk van deze partijen kijkt vanuit een eigen bril naar de jeugdzorg, heel ook eigen verwachtingen en een eigen waardegevoeligheid. Het is dan ook een normale zaak dat er tussen deze partijen spanningen en zelfs regelrechte conflicten kunnen ontstaan onder meer met betrekking tot wat ze la dan niet waardevol vinden en de normen die moeten worden gehanteerd.
3. De context waarbinnen de (bijzondere) jeugdzorg vroeger plaatsvond maakte het makkelijker om voor dergelijke spanningen en conflicten een oplossing te vinden:
- men leefde in een homogene cultuur
- opvangvoorzieningen hadden een uitgesproken (levensbeschouwelijk georiënteerd) visie en waardepatroon
- van medewerkers werd verwacht dat ze zich loyaal opstelden ten aanzien van deze visie en dit waardepatroon
- er werd bij voorkeur gezinsvervangend gewerkt
- jongeren werden beschermd maar waren zelf onmondig en handelingsonbekwaam
4. Het is deze context die thans grondig is gewijzigd:
- de samenleving is pluralistisch geworden en heeft zich geseculariseerd
- opvangvoorzieningen worden gekenmerkt door een intern pluralisme
- er wordt bij voorkeur gezinsondersteunend gewerkt
- men evolueert van een beschermingsrecht voor jongeren naar een rechtsbescherming van jongeren (implementatie van de kinderrechten). Tot de kinderrechten behoren de participatierechten (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, vrijheid van mening en van meningsuiting)
Binnen dergelijke context is veel minder duidelijk (a) hoe men met waardeconflicten binnen de jeugdzorg moet omgaan en (b) voor welke waarden met jongeren binnen de bijzondere jeugdzorg uiteindelijk nog wil gevoelig maken.
5. Op deze vragen wordt in de voormiddag een antwoord gezocht via de bespreking van een centrale casus en een uiteenzetting van Bert Roebben. In de Namiddag wordt onderzocht welke instrumenten hierbij ondersteunend kunnen worden gehanteerd (het werken met een opdrachtsverklaring, het hanteren van een ethisch begeleidingsmodel, het werken met een code, het betrekken van de ouders in de waarde-discussie).
Frank is de een vijftienjarige zoon van niet samenlevende en nooit getrouwde ouders. Hij wordt door hen tegelijk verwend en verwaarloosd. Vader is drugsverslaafde en laat zijn zoon aan zijn lot over. Moeder woont in een totaal andere regio met een nieuwe partner. Ze is psychisch heel labiel en deed al enkele zelfmoordpogingen. Ze heeft niet de minste vat op haar zoon. Op een bepaald moment verkiest Frank bij zijn vader te gaan inwonen. Maar na pure verwaarlozing komt hij bij zijn moederlijke grootmoeder terecht. Met de moeder is er al maanden geen contact meer. De grootmoeder van Frank pakt haar kleinzoon verwennend aan en werkt veeleer ondergravend dan ondersteunend naar de moeder van de jongen toe. Frank gaat meer en meer zijn eigen gang en mishandelt uiteindelijk zijn grootmoeder wanneer hij zijn zin niet krijgt. Hij gaat niet meer naar school, loopt op straat, gebruikt drugs… Na tussenkomst van de jeugdpolitie stemt de grootmoeder er noodgedwongen mee in dat er via het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg een residentiële oriëntatieplaatsing van Frank plaats heeft. Ook Frank tekent schoorvoetend voor die maatregel.
a) de jongen komt binnen de voorziening terecht in een leefgroep waar het roken op zijn leeftijd niet toegelaten wordt. Vroeger stond de voorziening toleranter ten aanzien van het roken, maar ze kreeg toen heel wat kritiek te verduren van ouders die stelden dat jongeren bij haar leerden roken terwijl roken toch de gezondheid schaadt… Frank zelf rookt al lang zonder daar binnen zijn milieu zwaar werd aan getild. Dit wordt van bij de start een moeilijke werkrelatie…
Wat zou jij doen in zo'n situatie?
Waarom?
Is er een discrepantie tussen je persoonlijk standpunt en dat van de voorziening?
Hoe kom je binnen het team tot besluitvorming?
Wat maakt het eventueel moeilijk om tot een besluitvorming te komen?
b) In de loop van de oriëntatie wordt gepoogd verbindend naar de moeder van Frank toe te werken. Frank daarentegen weigert elk contact met zijn moeder en vraagt om op weekend te mogen gaan in het gezin van zijn vriendin. Hij roept het zelfbeschikkingsrecht in. De ouders van de vriendin trekken opvallend partij voor de jongen en ondersteunen hem in zijn mening dat hij bij zijn eigen familie verwaarloosd werd en geen liefde kreeg. De moeder van Frank daarentegen wijst op de lage moraliteit van het milieu van de vriendin en probeert dit ook aan te tonen aan de hand van moeilijk te controleren geruchten.
Wat zou jij doen in zo'n situatie?
Waarom?
Welk veranderingsproces wil men binnen een voorziening op gang brengen?
Enkele notities uit de voordracht van Bert Roebben
Opvoeden als weerwerk.
Morele en levensbeschouwelijke impulsen in het jeugdwelzijnswerk.
1. Wat is ethisch verantwoorde morele opvoeding in het kader van jeugdwelzijnswerk?
We worden vaak geconfronteerd met "perplexe situaties". We kunnen dan uitgaan van het "gezond verstand" en/of van een ethisch perspectief. Uiteindelijk gaat het om de jongere en zijn toekomst.
Niet alles is moreel verantwoord: bv. indoctrinatie, bepaalde dingen opdringen, bv. adultisme, doen alsof de jongere reeds volwassen genoeg is om zelf te weten waar hij naartoe wil...
Morele opvoeding is gericht op autonomie, zelfstandigheid (is niet hetzelfde als zelfbeschikkingsrecht!), maar dit bereikt men via de omweg van het "voorhouden" van wat voor de opvoeder, voor de samenleving, voor de voorziening belangrijk is (dit noemen we ook wel heteronomie, in tegenstelling tot de autonomie van hierboven). Dit is het typische spanningsveld van de opvoeding…
Hierbij zijn er drie voorwaarden of fazen:
n pre-conventioneel = vanuit geborgenheid, veilige, gezonde hechting
n conventioneel = vanuit regels en normen, structuur en houvast (dit is belangrijk om er zich tegen te verzetten, een eigen mening te kunnen vormen)
n postconventioneel = zelf een mening vormen over waarden
2. Onder welke voorwaarden kan (moet) dit doel vandaag gerealiseerd worden?
Er is een verschuiving in de context (zgn. postmoderniteit), er is de pluralisering en individualisering van de samenleving, er is de "educatieve verlegenheid" van vele tijdgenoten-opvoeders. Mensen ervaren meer en meer de "dwang" het eigen verhaal te bricoleren…
3. Strategieën van morele opvoeding in ontwikkeling: waarde-overdracht, waarde-verheldering en waardecommunicatie
Waarde-overdracht moet stapsgewijs gebeuren, aangepast aan de leeftijd. Bij jongere kinderen: voordoen wat goed is, (durven) wijzen op wat fout is, op deze manier de chaos wegnemen…
Waarde-verheldering moet gebeuren vanuit de verschillende invalshoeken: wat wil men zelf veilig stellen, waar zijn er groeikansen in de eigen mogelijkheden, kritisch staan tegenover wat voorgehouden wordt door bv. reclame…
Waardecommunicatie is pas een derde stap, na de vorige twee…
4. Vérder dan strategieën en de maakbaarheid van de opvoeding.
Het recht van jongeren op geloofwaardige opvoeders die zich laten aanspreken. Het recht van jongeren op identiteitsontwikkeling. Het is niet alleen een kwestie van strategieën, maar ook van opvoeders die "aanspreken" (in de twee betekenissen: aansprekende persoonlijkheden die de jongere durven aanspreken).
Dit is niet steeds volgens de boekjes, niet theoretisch te bepalen. Bert Roebben pleit ervoor "wrijfpaal" te zijn (in tegenstelling tot de "cynische" opvoeder): het is belangrijk dat er "wrijving" is, want enerzijds kan er vanuit het conflict kans zijn tot groei…, en anderzijds kan dit bron van warmte zijn…
5. Het "uiteindelijkheidsperspectief" van de kwetsbare opvoeder.
Hoe kijk ik er zelf tegenaan? Wat houdt mij gaande? Het belang van mentale weerbaarheid als tegengewicht voor burn-out, maar ook van kwetsbaarheid… het hieruit vinden van een "uiteindelijkheidsperspectief": dit kan religieus ingevuld worden, maar dit hoeft niet; dit hangt steeds samen met spiritualiteit (niet met professionalisering). De vraag uiteindelijk: waarom zie ik jongeren graag?
6. En weer terug naar het jeugdwelzijnswerk
Het is belangrijk dit met collega's te delen. Niet omwille van procedurele afspraken of om zich juridisch in te dekken.
Enkele literatuursuggesties:
Jongeren met veel mogelijkheden maar weinig speelruimte. Initiatie in een wazige samenleving, in H. LOMBAERTS & L. BOEVE (red.), Traditie en initiatie (Nikè-reeks 36), Leuven/Amersfoort, Acco, 1996, p. 191 - 221.
Het uiteindelijkheidsperspectief van de kwetsbare opvoeder. Naar een nieuwe relatie tussen pedagogiek en theologie, in P. DE MEY & B. ROEBBEN (red.), God: omschreven, niet afgeschreven. Theologische en godsdienstpedagogische verkenningen, Leuven/Amersfoort, Acco, 1997, p. 147 - 185.
Enkel notities uit de panelbespreking rond de centrale casus
Casus 1 - het roken in de instelling
Enkele mogelijke invalshoeken:
n regels bestaan, maar vanaf 16 jaar bepalen de jongeren zelf hun houding
n rekening houden met de mening van de ouders
n buiten de instelling zijn er mogelijkheden genoeg…
De vraag werd gesteld of het niet hypocriet is het in de instelling te verbieden en er buiten een oogje dicht te knijpen… m.a.w. in het geniep mag het wel…
Een bepaalde voorziening hanteert als regel: indien de jongere reeds rookt én het mag van de ouders, dan mag het ook in de instelling, maar slechts een beperkt aantal per dag…
De opmerking werd gemaakt dat hetgeen men in eigen gezin aan eigen kinderen oplegt niet noodzakelijk hetzelfde hoeft te zijn in een professionele opvoedingsrelatie.
Indien men tot bepaalde regels komt als resultaat van een teambespreking dan moet ieder zich daaraan houden, ook als men er persoonlijk niet mee akkoord gaat. Dit zowel wanneer het om een beslissing bij consensus gaat, als om een meerderheidsstandpunt. Het is belangrijk dat er dan een teambegeleider is die de uitgezette lijn in 't oog houdt…
Men blijft steeds "geplet tussen verschillende invalshoeken": de jongere, de ouders, de wet, de goegemeente, het team, enz.
Casus 2: bezoek vriendin
Men kan uitgaan van de keuzevrijheid, en zich neutraal opstellen; men kan ingaan op de inhoud van de keuze en "confronterend werken", want de voorziening heeft een bepaalde verantwoordelijkheid… Het is belangrijk aandacht te hebben voor, en te leren omgaan met verschillende waardepatronen. Hierbij moet men er oog voor hebben dat er tussen partijen impliciete en expliciete boodschappen gegeven worden…
Het belang om zoveel mogelijk "verbindend te werken" wordt onderstreept.
Verslag workshop 4: "De eigen waarden van de ouders"
m.m.v. Hendrik Van Moorter en enkele ouders vanuit het "Netwerkproject" van Ter Wende te Leuven.
Wat is het "netwerkproject"?
Een groep met ouders van geplaatste kinderen die om de veertien dagen bij mekaar komen met de bedoeling te komen tot een betere samenwerking met de voorzieningen, meer contact van de kinderen met hun thuismilieu, mogelijks terugkeer naar huis voorbereiden, luisteren naar de wensen van de ouders zelf. Zo ondervond men bv. het belang dat er "iemand" (andere hulpverlener) meegaat met de ouders bij contacten met de voorziening en/of de school.
Daarnaast verzorgt men ook video-hometraining en is er een "pedagogische oefenschool" voor de ouders. Voor kinderen die tijdens het weekend naar huis komen, zorgt men voor specifieke thuisbegeleiding in het weekend. De werking is vooral gebaseerd op het principe van wederzijdse hulp. Zo verzorgt men bv. kinderopvang voor mekaar. Tenslotte wil men als groep ook "getuigen" op organisaties als deze, om meer begrip te vragen voor de positie van de ouders t.o.v. de hulpverlening.
Enkele ervaringen met bijzondere jeugdzorg
Men stipt aan dat men veel spanning ervaart tussen hulpverleners en de ouders.
Bv. op een opmerking van een verpleegkundige van Kind en Gezin komt een agressieve reactie van de moeder (te verklaren uit de angst voor plaatsing), waardoor het gezin de stempel krijgt van: "daar valt niet mee samen te werken"… In deze situatie heeft de verpleegkundige zich tot de gezinsgroep gericht, wat ervoor gezorgd heeft dat er terug begrip kwam voor de context van de reactie en het gesprek terug op gang kwam.
De ouders stippen ook aan dat het belangrijk is geloofd te worden… te ervaren dat de hulpverlener achter u staat. Wat men bv. wel heeft met de hulpverleners die in de gezinsgroep meewerken, maar vaak niet met hulpverleners van officiële instanties én vanuit de voorzieningen.
Ouders vinden dat er in plaats van alle aandacht (en middelen) te richten op de "kinder-bescherming", er beter voor gezorgd wordt dat ouders zelf in de (financiële) mogelijkheid zijn om hun kinderen te kunnen beschermen… bv. bij incestsituaties wordt het kind geplaatst (= gestraft), terwijl de dader vrijuit gaat… Met als resultaat dat kinderen niet meer durven praten, want dan vrezen ze (opnieuw) geplaatst te worden. Wat ze geleerd hebben is: wie praat, wordt gestraft…
In verband met video-hometraining werd opgemerkt dat dit in eerste instantie overkomt als: men gaat hier opnemen hoe slecht we het wel doen, om later als bewijsmateriaal tegen ons gebruikt te worden… Wanneer dit kan gekaderd worden, blijkt dit wel een goed middel in de hulpverlener. Voorwaarde is echter: respect en vertrouwen; hulpverleners moeten aan ouders kunnen garanderen dat er achter hun rug niets mee gedaan wordt…
Ouders krijgen nogal eens het verwijt dat ze liegen: dingen verzwijgen mag echter niet steeds geïnterpreteerd worden als "liegen", bv. over schulden praat niemand graag: het is nodig dat men zich veilig voelt voor men over zulke dingen praat, bovendien heeft men vaak de ervaring dat dingen die men vertelt, later tegen hen gebruikt worden… Daar tegenover staat dan bv. de hulpverlener met zijn beroepsgeheim, waardoor mensen niet weten wat er in hun "dossiers" staan, dus liever zwijgen…
Ouders vragen ook rekening te houden met hun perspectief, de zaken ook eens vanuit hun standpunt te bekijken: bv. de gezinshelpster verwacht meer medewerking van de moeder en de oudste dochter, maar de moeder gaat hierop niet in, want zij zit met het gevoel dat de helpster de baas speelt in huis, en dat wil ze integendeel ten koste van alles vermijden, waardoor ze weigert mee te werken…
Welke waarden zijn belangrijk voor het gezin?
Ouders willen dat er naar hen geluisterd wordt, dat ze geloofd worden… dat er ook naar hun verhaal geluisterd wordt (nl. datgene waarin ook zij vroeger miskend werden…) Ouders willen zelf beslissen, eigen prioriteiten bepalen… Ouders willen enerzijds ondersteuning, dat er (vlug) iets gebeurt, dat er actie ondernomen wordt door de hulpverleners (want zij zouden toch bekwaam moeten zijn om iets ten goede te keren), en anderzijds vragen ze geduld naar hun eigen initiatief toe, met henzelf (want zij hebben zelf reeds zoveel geprobeerd zonder resultaat)…
Ouders vragen dat hulpverleners erkennen dat ze het goede voorhebben met hun kinderen; dat ze het positieve dat ze doen ook blijven bevestigen… Dat ze niet veroordeeld worden. Ouders vragen kansen (tijd en ruimte) om te leren. Ouders vragen van de hulpverleners eerlijkheid, oprechtheid (geen "dubbele bodems"!), openheid, duidelijkheid… (is dat niet ook hetgeen hulpverleners van ouders vragen?)
Deze vraag naar "erkenning" is een algemene vraag, net zoals deze naar "respect".
Ouders onderstrepen het belang van "steunfiguren" hierbij.