In het voorjaar van 1997 werd onze aandacht getrokken door een artikel van Els Buseman in het Nederlandse tijdschrift "zorg + welzijn" (28 februari 1997). Onder de titel "Opzoeken, achter de vodden zitten en corrigeren" stelde ze een nieuwe video voor over "bemoeizorg" of activerende hulpverlening ("Een geregeld bestaan") en plaatste hierbij kort een aantal ethische en methodische bemerkingen. We bestelden de video en organiseerden hierover een reflectienamiddag op 25 september 1997 in Gent en op 18 december 1997 in Leuven.
Na een korte inleiding door Guido Carrette werd de video vertoond en daarna konden de aanwezigen hierover van gedachten wisselen. Er kwamen aardig wat hulpverleners op dit aanbod af. De thematiek slaat dus niet alleen aan in Nederland, maar ook Vlaamse hulpverleners blijken met dezelfde vragen te zitten.
In dit verslag staan we eerst stil bij de terminologie, om daarna in te gaan op enkele thema's uit de bespreking op beide blikopeners. We sluiten af met een bibliografie (1997!).
GEDWONGEN HULPVERLENING
Wat staat men daaronder?
Hulp die verleend wordt binnen het kader van een gerechtelijke maatregel.
Hulp die door de rechter wordt opgelegd.
Kenmerken:
dergelijke hulp kan en mag men niet weigeren (dwang)
dergelijke hulp is onderhevig aan maatschappelijke controle
VOORWAARDELIJKE HULPVERLENING
Wat staat men daaronder?
Hulpverlening die door een derde als voorwaarde wordt gesteld om iets te verkrijgen. Het is dus niet de hulpverlener die voorwaarden stelt. De hulpverlening wordt ingehuurd om de ontspoorde hulpvrager(s) opnieuw op de rails te krijgen.
Op zichzelf verwijst de term 'voorwaardelijke hulpverlening' niet naar de methode, maar naar het kader van de hulpverlening.
Kenmerken:
dergelijke hulp kan geweigerd worden (al is de weigering niet zonder gevolgen … )
dergelijke hulp wordt gecontroleerd door de instantie die de hulpverlening als voorwaarde heeft gesteld.
Voorwaardelijke hulpverlening gaat vaak gepaard met bemoeizucht vanwege de hulpverlener
Een ethisch doordenkertje:
Voorwaardelijke hulpverlening gaat vaak gepaard met productsubsidiëring. Instellingen voor maatschappelijk werk sluiten contracten met verwijzende instanties die vervolgens één of meerdere hulpverleningactiviteiten subsidiëren. Deze verwijzende instanties hebben een ander primair doel dan de hulpverlening. Door gebruik te maken van voorwaardelijke hulpverlening sparen ze bvb. geld uit voor juridische procedures. Met al deze doelen en belangen is niets mis, maar het maatschappelijk werk heeft eigen doelstellingen. Daarom kan het alleen met de voorwaarden van de verwijzers in zee te gaan als in het samenwerkingscontract én in de praktijk tot uiting komt dat ook de eigen finaliteit van het maatschappelijk werk wordt nagestreefd. Dit houdt in dat de noden en belangen van de cliënten, indien nodig, voorrang moeten hebben op de doelstellingen die in het samenwerkingscontract worden geformuleerd. Het betekent ook dat de verwijzende instanties een bijdrage moeten leveren aan de oplossing van deze noden en belangen van de cliënten zoals het bieden van een tweede kans op huisvesting of uitstel of afstel van de sollicitatieplicht. Bij voorwaardelijke hulpverlening gaat het om een balanceren tussen de belangen van de opdrachtgever en de professionele autonomie van de hulpverlener.
OUTREACHEND MAATSCHAPPELIJK WERK
Wat verstaat men daaronder?
Een vorm van hulpverlening waarbij de hulpverlener het initiatief neemt. Potentiële cliënten worden opgezocht, hulp en diensten worden actief aangeboden.
Kenmerken:
het idee bij outreachende hulpverlening is dat mensen uit bepaalde doelgroepen niet altijd zelf de eerste stap zetten.
Wil iemand geen hulp, dan wordt eerst nog een tijdje aangedrongen. Maar als mensen duidelijk te kennen geven dat ze de hulp niet willen, dan wordt die hulp niet opgedrongen.
Waar gebeurt dit het meest?
hulpverlening aan thuislozen
hulpverlening aan drugverslaafden
hulpverlening aan bejaarden
straathoekwerk
BEMOEIZORG (activerende of disciplinerende hulpverlening)
Wat verstaat men daaronder?
Een vorm van hulpverlening waarbij de hulpverlener niet afwacht, maar zelf (actief) die cliënt opzoekt.
Kenmerken:
bij bemoeizorg is er sprake van een niet aflatende vasthoudendheid in het bereiken van mensen, ook nadat ze duidelijk hebben gemaakt dat ze dat niet willen.
Er wordt bewust gebruik gemaakt van technieken die zijn ontleend aan de pedagoog, de koopman en de diplomaat.
De hulpverlener neemt verantwoordelijkheden over waar een cliënt die niet kan dragen.
Men is bevoogdend daar waar de situatie het vraagt.
Waar gebeurt dit het meest?
hulpverlening aan ambulante (chronische psychiatrische patiënten
hulpverlening aan thuislozen
hulpverlening aan drugsverslaafden
Een ethisch doordenkertje:
Bij bemoeizorg gaat het ook met balanceren tussen het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt en het overnemen van verantwoordelijkheid van de cliënt …
"Hoe meer je probeert te vermijden dat je ten onrechte ingrijpt, dus disciplineert. Het is aan het maatschappelijk werk om op deze schaal steeds het beste punt op te zoeken" (G. VAN DER LAAN).
De film 'een geregeld bestaan' geeft een gecombineerd voorbeeld van voorwaardelijke hulpverlening en van bemoeizorg.
(1) Voorwaardelijke hulpverlening:
De schulden van een gezin met twee kinderen zijn zo hoog opgelopen dat ze hun huis zijn uitgezet. Via twee opvangcentra en het huis van een vriend belanden ze uiteindelijk op een camping. De woningbouwvereniging geeft hun een laatste kans. Ze krijgen een huis te huur op voorwaarde dat ze vijf jaar lang hulpverlening accepteren en zich aan het begeleidingsplan houden…
(2) Bemoeizorg:
Het gezin worden omringd door hulpverleners. De ene geeft inzicht in hun financiën, leert hen omgaan met geld en gaat mee naar de Aldi om goedkopere boodschappen te doen. De andere regelt cursussen, gaat mee naar uitzendbureau's en helpt ze aan werk. Als het misloopt wordt onmiddellijk ingegrepen. Job kwijt? Herscholen en opnieuw beginnen. Gokken? Bankpas inleveren en verslavingszorg. Indien ze zich niet houden aan de opgelegde afspraken, dan krijgen ze onmiddellijk te horen: "Wil je soms voor de tweede keer op straat staan?"
Guido CARRETTE
Enkele thema's uit de bespreking tijdens de blikopeners
In wat volgt halen we een aantal uitspraken naar voor uit de bespreking tijdens de twee blikopeners en brengen deze uitspraken bijeen in een aantal items. Deze kunnen richtinggevend en inspirerend zijn voor een bespreking in eigen voorziening op basis van de video.
Bij de titel
De titel van de blikopener had het over "aanklampende, voorwaardelijke, gedwongen hulpverlening". Voor betekenis hiervan en opmerkingen hierbij, verwijzen we naar het stukje over terminologische zindelijkheid.
Het belang van duidelijkheid
Het belang werd onderstreept om de doelstellingen van de hulpverlening duidelijk te formuleren, en dit vanuit de verschillende partijen. Enerzijds omwille van het uitklaren van de misschien verschillende (zelfs tegenstrijdige) verwachtingen; anderzijds omwille van het duidelijk uitspreken van een wederzijds engagement.
Het is belangrijk afspraken niet over de hoofden van de cliënten heen te maken, maar met hen erbij; idem wat verslaggeving betreft over de problemen en de vorderingen die gemaakt worden…
Voor een goede hulpverlening moet er een zo duidelijk mogelijke hulpvraag zijn van de cliënt, die zo eenduidig mogelijk verstaan wordt door alle betrokkenen. Wel werd aangestipt dat cliënten in situaties van gedwongen hulpverlening hier wel eens problemen mee hebben, dit niet echt zien zitten…
Recht op hulpverlening en cliëntenrechten
De voorwaarden voor de hulpverlening mogen niet ingaan tegen de grondrechten, bvb. het recht op wonen, op het bestaansminimum, … maar tegelijk moet men ook rekening houden met bvb. de rechten van de kinderen.
Het is belangrijk een wettelijke bescherming te bieden aan de cliënt om hem te ondersteunen om niet aan het kortste eind te trekken, om te vermijden dat hij in de zwakste positie terecht komt.
Het "recht op hulpverlening" bestaat nergens officieel, behalve bij de OCMW; we stoten hierbij eveneens op de grens tussen "vrijwillige" en "gedwongen" hulpverlening: in theorie zou het zo moeten zijn dat de cliënt zelf bepaalt hoe ver de hulpverlening gaat, maar er is steeds de dwang vanuit de feitelijkheid van de situatie.
Vrijwillig en gedwongen
Ook "vrijwillige" hulpverlening is "niet vrijblijvend", afhankelijk van de bepalingen in het (be)handelingsplan.
Het hebben van een "stok achter de deur" geeft soms net ruimte om ook aan andere dingen te werken.
Gedwongen hulpverlening valt ook niet zo plots uit de lucht, komt er veelal pas na verschillende gesprekken, nadat andere vormen van hulp uitgeprobeerd werden. Het is belangrijk dat de cliënten zelf zicht hebben op de problematiek, om hun medewerking te verkrijgen om hieraan te werken. Mensen moeten eerst aan den lijve ondervonden hebben dat ze hulp nodig hebben, voor ze deze aanvaarden. Soms moeten mensen echter willens nillens tegen zichzelf beschermd worden, ook als dit ingaat tegen het principe van het zelfbeschikkingsrecht, nl. als de situatie levensbedreigend is voor henzelf of voor hun kinderen… Het kan toch niet dat hulpverleners "erbij staan te kijken" als ze hun schepen verbranden…
In de Jeugdrechtbank werkt men constant met voorwaarden naar de cliënten toe: hier is het duidelijk dat het zelfbeschikkingsrecht van de ouders beperkt is door de levenskansen van de kinderen.
Materiële hulpverlening
Ook bij ons is er bvb. materiële hulpverlening vanwege het OCMW die afhankelijk gesteld wordt van voorwaarden zoals het aanvaarden van budgetbegeleiding.
Bij het aanpakken van materiële problemen stoot men vaak op "grotere" problemen; dit kan een ingangspoort zijn voor het bespreekbaar stellen van deze andere problemen.
Het contractmodel
De juridische figuur van het "contract" wekt de illusie van een vrijwillig aangegane verbintenis, maar in feite is de cliënt steeds de zwakkere partij in deze overeenkomst…
Op de vraag: wat werkt bij de cliënt?, wordt vaak geantwoord: wat aansluit bij hun vraag. Dit blijkt inderdaad effectief te zijn tijdens de duur van de hulpverlening, maar is vaak niet efficiënt erna… Er worden vragen gesteld bij het beklijvend effect, wanneer de hulpverlening afgebouwd wordt of afgesloten is. Vaak houdt men zich maar aan de bepalingen van het contract, zolang er voorwaarden aan verbonden zijn, en hervalt men terug na afloop.
De positie van de hulpverlener
Er werden ook opmerkingen gemaakt over de positie van de hulpverlener. In de organieke wet op de OCMW staat dat de maatschappelijk werker zijn werk moet doen "volgens de meest aangepaste methodes van het maatschappelijk werk." Dit blijft een vage omschrijving, die vaak leidt tot misbruik van de maatschappelijk werker. Bvb. om de werkbereidheid na te gaan. Voor de aanwezigen is het duidelijk dat dit soort sociale controle niet de taak is van de hulpverlener; deze zou eigenlijk alleen met hulpverlening mogen bezig zijn…
De vraag werd gesteld wanneer men als hulpverlener nalatigheid kan verweten worden, in verband met tussenkomen en niet tussenkomen in bepaalde situaties (cf. de stelling van Van der Laan).
Over "bemoeizorg"
Bemoeizorg heeft uiteraard ook een aantal positieve aspecten: bvb. bij een alleenwonende dementerende bejaarde die voor zichzelf een gevaar wordt, is het nodig tussen te komen.
Norm van alle hulpverlenend handelen moet zijn: de cliënt als mens te erkennen; bemoeizorg kan dan zijn: er is tenminste iemand die zich met mij wil bemoeien…
De vergelijking werd gemaakt met de opvoeding: het is een ouderlijke plicht kinderen te disciplineren, maar er is geen "hulpverlenende plicht", tenzij iemand in levensgevaar verkeert, dan is er de plicht dwingend tussen te komen.
Bemoeizorg hoeft niet bevoogdend te zijn, hoeft geen onrecht te doen, hoeft niet in te gaan tegen het vrijheidsideaal, zou een tussenweg moeten vinden tussen bevoogdend optreden en vrij laten…
Coördinatie van de hulpverlening
De teamwerking en de dienstverlening verschilt van dienst tot dienst. Vaak stellen zich problemen van afbakening en afstemming. Dit getouwtrek tussen diensten wordt soms zelfs in de hand gewerkt door subsidiesystemen... Dit is uiteraard een probleem van de hulpverleners zelf: daarom is het belangrijk een "spilfiguur" te hebben, die al of niet op afstand de verschillende hulpverleners overschouwt (case-manager). Het is immers niet denkbeeldig dat het gezin de hulpverleners tegen mekaar uitspeelt. Een goed (duidelijk) hulpverleningsplan, dat een "gedeeld" plan is tussen de hulpverleners én het gezin, en waaraan niemand iets zonder overleg met de anderen kan veranderen, moet dit kunnen voorkomen. Dit soort "gedeelde" verantwoordelijkheid moet ook de agressie vanwege het gezin tegenover de gedwongen hulpverlening doen afnemen.
Vaak komen meerdere hulpverleners in hetzelfde gezin; taakafbakening is nodig… Hierbij kan een "spilfiguur" voor de coördinatie van de hulpverlening belangrijk zijn, onder meer ook met het oog op duidelijke evaluatiemomenten in samenspraak met alle betrokkenen.
Om over na te denken:
Wat maakt gedwongen hulpverlening aanvaardbaar?
Wanneer is hulpverlening verplicht om in te grijpen?
Hoe ver kunnen we gaan in beïnvloeding?
Wanneer is het gebruik van macht toegelaten?
Onder welke voorwaarden is bemoeizorg en gedwongen hulpverlening mogelijk?
Heb je tips voor je collega's om hiermee om te gaan?
Welke valkuilen zie je, en hoe kan je hiermee om gaan?
Welke zaken vindt u belangrijk om in het oog te houden bij aanklampende of voorwaardelijke hulpverlening?
Wat vindt u van volgende uitspraken van Geert van der Laan?
Uitspraak 1:
"Hoe meer je probeert te vermijden dat je ten onrechte ingrijpt en disciplineert (fout type één), des te groter is de kans dat je ten onrechte niet ingrijpt en dus nalatig wordt (fout type twee). Dat is wat het algemeen maatschappelijk werk de laatste decennia is overkomen. Maar ook het omgekeerde geldt: hoe meer je probeert nalatigheid te vermijden, des te groter is de kans dat je ten onrecht ingrijpt, dus disciplineert. Het is aan het maatschappelijk werk om op deze schaal steeds het beste punt op te zoeken."
Uitspraak 2:
"Hoe meer gebruik wordt gemaakt van professionele macht, hoe meer inspanningen moeten gedaan om dit ten aanzien van de cliënt te verantwoorden. Iemand die hulp nodig heeft, is niet opeens al zijn vermogens kwijt. Afhankelijkheid op het ene gebied leidt niet noodzakelijk tot onmondigheid op andere levensgebieden."
P. Van Geert en S. Jackson (red.), Afspreken in de hulpverlening. Het contractmodel bij ontwikkelings-, leer- en opvoedingsproblemen. Uitg. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1996.
Beter (z)onder dwang. en Beter (z)onder dwang? Achtergrondnota. Raad voor de Volksgezondheid, Zoetermeer, 1997.
Geert van der Laan, Legitimatieproblemen in het maatschappelijk werk. Uitg. SWP, Utrecht, 1990.
Doret De Ruyter, Met recht ingrijpen. Een pedagogisch criterium voor het opleggen van hulp. Doctoraatsthesis fac. psychologie en pedagogiek, V.U. Amsterdam, 1993.
P. Kuypers en J. van der Lans, Naar een modern paternalisme. Over de noodzaak van sociaal beleid. Uitg. De Balie, Amsterdam, 1994.
Geert van der Laan, Tussen trend en traditie. Algemeen maatschappelijk werk in discussie. Uitg. SWP, Utrecht, 1988
Els Buseman, Opzoeken, achter de vodden zitten en corrigeren. Opkomst bemoeizorg vraagt om aanpassing beroepscode maatschappelijk werk, in: zorg + welzijn, 28 februari 1997
Baukje Besling en Geert van der Laan, Als ik mijn bankpasje terugkrijg, ga ik weer kopen. Cliënten en hulpverleners kijken terug op voorwaardelijke hulpverlening, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, juni 1997, nummer 6.
Anneke Menger, Voorwaardelijk, gedwongen, outreachend, bemoeizorg of gewoon AMW?, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, juni 1997, nummer 6.
Geert van der Laan, Dwang, drang en de plicht tot legitimatie, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, juni 1997, nummer 6.
Joanka Prakken, Onze doelgroep vraagt niet om hulp, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, december 1997, nummer 12.
Guy Widdershoven, Autonomie in de hulpverlening. Een herinterpretatie, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, januari-februari 1998.
Anneke Menger, Hulpverlenen onder voorwaarden, in: H. Nijenhuis (red.), De lerende professie. Hoofdlijnen van het maatschappelijk werk. Uitg. SWP, Utrecht, 1997.