‘Verplicht!?’ vrijwilligerswerk - Standpunt van het Vlaams Welzijnsverbond

Printervriendelijke versiePDF version

  1. Inleiding

In het Vlaams Welzijnsverbond zijn heel wat vrijwilligers actief, zowel in organisaties die erkend zijn als autonoom vrijwilligerswerk als in voorzieningen en organisaties waar vrijwilligers ingebouwd vrijwilligerswerk doen.

Vanuit deze realiteit worden wij recent meer en meer geconfronteerd met de inzet van mensen die omschreven wordt als “verplicht” vrijwilligerswerk. Meestal komt dit voor bij het ingebouwde vrijwilligerswerk.

“Verplicht” vrijwilligerswerk, is dat geen contradictie? Inderdaad, in deze tekst willen we daarover ons standpunt formuleren.

Bij het opstellen van de vorige visietekst over “vrijwilligerswerk en vermaatschappelijking van de zorg”1 stootten we reeds op sommige vormen van “verplicht” vrijwilligerswerk. Vandaaruit ontstond het idee om hierover ook een standpunt in te nemen binnen de context van het welzijnslandschap.

  1. Verplicht vrijwilligerswerk

Verplicht vrijwilligerswerk, het is een term die eigenlijk aan alle kanten wringt2. Wij trekken aan de alarmbel wanneer initiatieven onder de noemer “vrijwilligerswerk” worden geplaatst, die geen vrijwilligerswerk zijn.

Het decreet georganiseerd vrijwilligerswerk in welzijn, volksgezondheid en gezin definieert vrijwilligerswerk als volgt: vrijwilligerswerk is elke activiteit:

  1. die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht;
  2. die verricht wordt voor één of meer andere personen, dan de persoon die de activiteit verricht, voor een groep of organisatie of voor de samenleving als geheel;
  3. die georganiseerd wordt door een andere organisatie dan het familie- of privéverband van degene die de activiteit verricht;
  4. die niet door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire aanstelling.

Het onverplichte karakter staat met andere woorden centraal in deze definitie. Wanneer dit element wegvalt bij het opnemen van een engagement, dan kan of mag men de term vrijwilligerswerk niet meer gebruiken. Dit is dan géén vrijwilligerswerk.

Daarnaast merken we vaak op dat mensen die ‘verplicht vrijwilligerswerk’ uitoefenen, daarvoor een bezoldiging of premie krijgen, vaak door een derde partij (zie verder). Deze vergoeding mag je niet verwarren met een kostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, wat decretaal strikt geregeld en toegelaten is. Het ontvangen van een premie of bezoldiging is in strijd met de decretale gedachte van het vrijwilligerswerk, nl. dat deze onbezoldigd is. Op die manier creëer je trouwens concurrentie tussen de betaalde, verplichte vrijwilliger en onbetaalde, onverplichte vrijwilliger.

Er bestaat dus een onaangename begripsverwarring. Waarschijnlijk heeft één en ander te maken met het feit dat het statuut van de vrijwilliger zo aantrekkelijk is, dat er weinig andere statuten zijn en dat men daardoor het statuut van vrijwilligerswerk vaak gebruikt.

  1. Welke vormen van verplicht vrijwilligerswerk zien we ontstaan?

Er bestaat binnen het onderwijs het systeem van de sociale stages in het secundair onderwijs. Leerlingen moeten dan een aantal keer per jaar “vrijwilligerswerk” doen binnen een voorziening in de welzijns- of zorgsector.

Binnen het domein van tewerkstelling en de sociale economie worden mensen vaak aangespoord om vrijwilligerswerk te doen in het kader van activering.

Ook het OCMW heeft in het kader van het artikel 60 de opdracht al het nodige te doen om een betrekking te vinden voor een begunstigde (doelgroep) wanneer een persoon het bewijs moet leveren van een periode van tewerkstelling om het volledige voordeel van bepaalde sociale uitkeringen te verkrijgen (doorgaans gaat het om werkloosheidsuitkeringen) of teneinde de werkervaring van de betrokkene te bevorderen.

Nu spreekt men ook steeds meer over samenlevingsdienst. Bij een samenlevingsdienst (burgerdienst) kunnen jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar zich gedurende een halfjaar tot een jaar engageren, bijvoorbeeld in de sociale sector. In ruil krijgen ze een kleine vergoeding.

Voorts kennen we ook de gemeenschapsdienst. Doelstelling hiervan is dat langdurig werklozen zo maximaal mogelijk betrokken blijven bij de arbeidsmarkt en niet sociaal geïsoleerd raken. Dit is een systeem van tijdelijke werkervaring met als doel competenties en werkervaring op te bouwen binnen een reële arbeidsomgeving. Gemeenschapsdienst kan als werkervaring beschouwd worden.

Duidelijk is dat hier een gradatie zit in deze vormen van verplicht vrijwilligerswerk. Wij spreken ons niet uit over het nut van deze trajecten, maar stippen wel met klem aan dat wanneer iets verplicht wordt, het geen vrijwilligerswerk is. Vandaar onze vraag om andere statuten in te voeren, zodat het statuut vrijwilliger niet voor vele zaken oneigenlijk wordt gebruikt.

  1. Wie zijn de aanbieders van vrijwilligerswerk?

Vele vrijwilligers bieden zich op individuele basis aan. Hierbij zijn dan 2 partijen aanwezig: de welzijnsvoorziening en de individuele vrijwilliger. Daarnaast bestaan er ook heel wat organisaties of diensten die eigenlijk aanbieders van vrijwilligerswerk zijn. We denken aan de in punt 3 genoemde instanties of organisaties (OCMW, scholen, VDAB, sociale economie, ...), maar ook aan bedrijven en andere socioculturele of sociale organisaties.

Het gaat zeker niet altijd over verplicht vrijwilligerswerk als er een derde partij betrokken is, maar wanneer we spreken over verplicht vrijwilligerswerk, is er wel altijd een derde partner betrokken, naast de kandidaat-vrijwilliger en de organisatie waarvoor deze zich zal inzetten.

Zij die vrijwilligers aanbieden, moeten ook alert voor zijn voor de gevoeligheden die bij onze voorzieningen en organisaties in de welzijnssector leven.

Laten we duidelijk zijn, we zien vrijwilligers heel graag komen binnen onze voorzieningen. Vrijwilligerswerk is een meerwaarde en zien wij binnen het ingebouwd vrijwilligerswerk als aanvullend/extra naast de professionele dienstverlener. Toch dienen we te onthouden dat we steeds voor onze gebruikers werken. De bestaansreden van onze voorzieningen bestaat er in te werken rond de zorgvraag van de gebruiker. Deze zorg wordt geleverd door professionelen en de vrijwilliger werkt aanvullend en ter ondersteuning. Aangezien we werken met mensen met zorgnoden, verwachten wij als organisaties ook iets van deze vrijwilligers, net omdat zij in deze setting aan de slag gaan als vrijwilliger. De vrijwilliger moet goed begeleid en ondersteund worden. Ook de werknemers moeten hierop afgestemd zijn en zij moeten hier ook tijd voor vrijmaken. Het inzetten van vrijwilligers vergt daarenboven ook heel wat administratie voor de voorziening. Binnen onze welzijnssectoren werken wij steeds met kinderen, jongeren en volwassenen die een of andere beperking hebben. Voor deze personen is het niet altijd evident dat de gezichten vaak wisselen. Vandaar dat men een bepaald engagement en regelmaat vraagt van de vrijwilligers.

Vanuit deze bevindingen zitten niet alle welzijnsvoorzieningen op deze “aangestuurde” vrijwilligers te wachten, gezien de context waarbinnen men werkt. Op zich kunnen deze initiatieven waardevol zijn, hoewel het niet altijd gaat over vrijwilligerswerk.

Het is wenselijk dat de aanbieders vertrekken vanuit de gebruikers/bewoners en zo hun activiteiten aanpassen aan de noden van de voorziening of gebruiker. Welzijnsvoorzieningen werken immers vraaggericht, terwijl aanbieders van vrijwilligers vaak denken vanuit ‘dit is het aanbod vrijwilligerswerk dat we hebben’. Er is met andere woorden nood aan een match tussen de vraag van de welzijnsvoorzieningen en het aanbod van een bedrijf of organisatie. We moeten elkaar trachten te vinden, maar dit zal uiteraard niet altijd mogelijk zijn. Vandaar dat wij hier ook graag een oproep doen om een platform in het leven te roepen, waarbij matching mogelijk is van de vragen en van het aanbod.

  1. Nood aan duidelijke definities en statuten

Dé vraag die wij ons stellen, is: “Waarom worden deze mensen allemaal als vrijwilligers bestempeld, ook al moeten zij dit verplicht doen?” Wellicht omdat het statuut van ‘vrijwilliger’ duidelijk is en omdat er nagenoeg geen andere interessante statuten bestaan. Er is dus met andere woorden nood aan duidelijkheid en aan diverse statuten, waar er ruimte is voor flexibiliteit. Iemand die op dit moment gemeenschapsdienst uitoefent, heeft eigenlijk al een statuut, nl. dat van een werkloze. Wanneer deze werkloze gemeenschapsdienst uitoefent, heeft hij nood aan een goede verzekering. Daarom wordt dan (te) vaak gegrepen naar het vrijwilligersstatuut, omdat daarin een verzekering voorzien is. Wij vragen dus een flexibilisering van het bestaande statuut van de persoon in kwestie. In ons voorbeeld betekent dit een flexibilisering van het werklozenstatuut wanneer de werkloze gemeenschapsdienst doet.

Hoger staan reeds verschillende aanbieders beschreven, maar net door deze diverse terminologie ontstaat er begripsverwarring. Want, weet iedereen zomaar wat het verschil is tussen gemeenschapsdienst en bv. samenlevingsdienst? Wij houden daarom een pleidooi om niet te veel verschillende statuten op te stellen en de terminologie in de gaten te houden. Maar alles onder de noemer ‘vrijwilligerswerk’ plaatsen, is geen oplossing.

Vele vormen van het ‘verplichte’ vrijwilligerswerk, hanteren het statuut van de vrijwilliger, omdat er nu eenmaal geen ander statuut bestaat. Mochten er nog andere bruikbare statuten bestaan of indien er ruimte is voor flexibiliteit bij bestaande statuten, zou dit het fenomeen van de ‘verplichte’ vrijwilligers reduceren.

  1. Besluit

Als besluit sommen wij hier graag nog eens de belangrijkste punten op.

Ten eerste stippen wij het belang en meerwaarde van het vrijwilligerswerk aan. Vrijwilligers binnen het ingebouwd vrijwilligerswerk in welzijnsorganisaties vrijwilligen aanvullend naast de professionele zorgverleners met respect voor de aanpak en de principes van deze organisaties.

Ten tweede merken wij een oneigenlijk gebruik van het statuut ‘vrijwilliger’ in de praktijk. Waarschijnlijk komt dit omdat het statuut ‘vrijwilliger’ duidelijk is en omdat er weinig andere (aantrekkelijke) statuten bestaan. Wij houden een pleidooi om voor een aantal vormen van verplichte inzet aangepaste statuten op te stellen (met mate) en wensen hierbij graag betrokken te worden.

Ten derde houden wij een pleidooi voor begripsverduidelijking. Er worden nu heel wat termen gelanceerd, waarvan men de inhoud niet steeds exact kent. Te pas en te onpas wordt daar de term vrijwilligerswerk aan gelinkt. Hierdoor ontstaat verwarring. Het lijkt ons nuttig om hier een vereenvoudiging en verduidelijking van de terminologie en systemen door te voeren.

Goedgekeurd door de raad van bestuur Op 20 /10 / 2015

 


1 Visietekst ‘Vermaatschappelijking van zorg en vrijwilligerswerk’, goedgekeurd op raad van bestuur van 16/12/14, http://www.vlaamswelzijnsverbond.be/intersectoraal/vrijwilligerswerk/standpunten

2 Vlaams Steunpunt vrijwilligerswerk, ‘Vrijwilligerswerk en activering. Even het juiste puntje op de i zetten’.